ECLI:NL:HR:2017:2797

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
16/00560
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over poging tot gekwalificeerde diefstal met betrekking tot woninginbraak en bewijsvoering

In deze zaak gaat het om een cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor poging tot gekwalificeerde diefstal (woninginbraak) op 16 mei 2013 te Rijsenhout. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak niet naar de eisen der wet met redenen is omkleed. De verdachte en zijn medeverdachte zouden hebben geprobeerd toegang te krijgen tot een woning met het oogmerk goederen weg te nemen, maar de bewijsvoering voldeed niet aan de wettelijke eisen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof en wijst de zaak terug voor herbehandeling.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 16 mei 2013 omstreeks 03:37 uur werd er een melding gedaan van een mogelijke woninginbraak aan de [a-straat 1] te Rijsenhout. Twee jongens werden gezien die wegliepen van de woning. De politie arriveerde snel ter plaatse en kon de verdachte en zijn medeverdachte aanhouden in de nabijheid van de woning. Bij de aanhouding werd een autosleutel van een Opel aangetroffen, die later bleek te behoren tot de zuster van de verdachte. In de auto werden ook breekijzers en andere inbraaktools aangetroffen.

De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de poging tot inbraak, en dat de verdachte een aannemelijke verklaring had voor zijn aanwezigheid ter plaatse. Het hof verwierp dit verweer, maar de Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering niet voldoende is om de verdachte te veroordelen. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

31 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/00560
NA/JHO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2016, nummer 23/002805-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzen of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal doen voorkomen.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 16 mei 2013 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, om ongeveer 3.37 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan het perceel [a-straat 1] weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [betrokkene 1] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen of die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededader
- het slot van de voordeur heeft opengebroken of vernield en
- de deur heeft opengebroken/geforceerd (met behulp van een voorwerp) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Het hof verwijst naar de inhoud van de bewijsmiddelen zoals deze zijn weergegeven in het verkort arrest van 26 januari 2016 onder de rubriek 'Nadere bewijsoverweging'. Deze bewijsmiddelen kennen de volgende vindplaatsen:
- het proces-verbaal met nummer 2013048186-2 van 16 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] : doorgenummerde pagina's 46 - 48;
- het proces-verbaal met nummer 2013048186-9 van 16 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] : doorgenummerde pagina's 49 - 51;
- het proces-verbaal met nummer 2013048186-50 van 17 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] : doorgenummerde pagina 52;
- het proces-verbaal met nummer 2013048186-14 van 16 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] , met fotobijlage: doorgenummerde pagina's 53 - 58, waarin de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] als omschreven in het verkort arrest zijn opgenomen;
- het proces-verbaal met nummer 2013048186-42 van 28 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , met fotobijlage: doorgenummerde pagina's 74 - 84.
Daaraan voegt het hof de hiernavolgende bewijsmiddelen toe.
1. Een proces-verbaal met nummer 2013048186-1 van 16 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , met bijlagen [doorgenummerde pagina's 40 - 43].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 mei 2013 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van aangever [betrokkene 4] :
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe hierbij namens mijn ouders aangifte ter zake van inbraak in/uit woning [a-straat 1] te Rijsenhout. Mijn ouders zijn sinds woensdag 8 mei 2013 op vakantie. Op woensdag 15 mei 2013 was alles nog netjes. Op donderdag 16 mei 2013 omstreeks 4:41 werd ik gebeld door de politie dat er bij de woning van mijn ouders was ingebroken. Ik ben even later ter plaatse gekomen en zag dat de voordeur was opengebroken. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal met nummer 2013048186-47 van 10 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina's 44 - 45].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 juni 2013 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van benadeelde [betrokkene 1] :
Op 16 mei 2013 was er ingebroken in mijn woning aan de [a-straat 1] te Rijsenhout. Mijn dochter [betrokkene 4] heeft namens mij aangifte gedaan omdat ik en mijn vrouw op vakantie waren. De inbreker(s) hebben de voordeur geforceerd. Er is niets weggenomen uit mijn woning.
3. Een proces-verbaal met nummer 2013048186-13 van 16 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] [doorgenummerde pagina's 92 - 93].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 mei 2013 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van getuige [betrokkene 2] :
Wij werden omstreeks 3:37 uur (het hof begrijpt: op 16 mei 2013) wakker van lawaai bij de buren, perceel [a-straat 1] , aan de voorzijde. We keken naar buiten en zagen vanaf de voordeur van de buren twee jongens weglopen, de straat over, de steeg in. Even later kwamen ze vanaf de steeg weer terug lopen. Halverwege deden wij het licht in de woning aan. De jongens schrokken zichtbaar. De jongens stonden even stil en liepen daarna weer door en versnelden even later hun pas richting de Bennebroekerweg , waarna ze uit het zicht verdwenen.
We hadden het vermoeden dat de jongens bij de buren poogden in te breken. Wij hebben gelijk de politie gebeld. Wij zijn bij de buren gaan kijken en zagen dat de voordeur was opengebroken.
4. Een proces-verbaal met nummer 2013048186-38 van 24 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina's 99 - 103]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 mei 2013 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 3] , de zuster van de verdachte:
Mijn auto is een Opel, zwart van kleur. Het kenteken van mijn auto is [AA-00-AA] . Mijn broertje [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) en ik hebben sleutels van deze auto. Ik heb er geen moeite mee dat hij mijn auto leent. Ik leen mijn auto niet aan anderen uit. De in de auto aangetroffen breekijzers, de bivakmuts, het masker en de handschoen zijn niet van mij.
5. Een proces-verbaal met nummer 2013048186-41 van 28 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina's 110 - 112].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 mei 2013 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 3] , de zuster van de verdachte:
Het adres [a-straat] , Haarlemmermeer, Rijsenhout komt mij niet bekend voor en ik heb het ook niet ingevoerd in het navigatiesysteem van mijn auto."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu het politieonderzoek gebreken vertoont en er te weinig bewijs is en teveel twijfel is ontstaan. Zo is er te weinig onderzoek gedaan, is er gerechercheerd van de plaats waar de verdachte is aangehouden in de richting van de plaats delict en komen de signalementen, zoals opgegeven door de getuige [betrokkene 2] , niet overeen met de verdachte en zijn medeverdachte. Bovendien heeft de verdachte een aannemelijke verklaring afgelegd voor zijn aanwezigheid op de plaats waar hij is aangehouden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verbalisanten [verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1] ) en [verbalisant 2] (hierna: [verbalisant 2] ) krijgen op 16 mei 2013 omstreeks 03.37 uur een melding van een mogelijke woninginbraak aan de [a-straat 1] te Rijsenhout (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236 2013048186-2 van 16 mei 2013). De twee mogelijke inbrekers zijn weggelopen richting de Pampusstraat. Om 03.47 uur zijn de voornoemde verbalisanten ter plaatse op het Konnetlaantje, dat ligt in het verlengde van de Pampusstraat. [verbalisant 1] ziet dan twee personen het Konnetlaantje oversteken. Beide verbalisanten zien dat beide personen weg beginnen te rennen na het zien van een opvallend dienstvoertuig. Zij zien dat beide personen de bosschages in rennen. Een van hen, die later bleek te zijn de medeverdachte, wordt liggend op zijn buik aangetroffen in de bosschages. Hij wordt met zijn handen tegen het achterliggende elektriciteitshuisje aangezet en daar aangehouden. De andere persoon rent door en wordt even later ook aangehouden door collega's van de voornoemde verbalisanten. Hij blijkt de verdachte te zijn en bij hem wordt tijdens een veiligheidsfouillering een autosleutel aangetroffen van het merk Opel.
Naar aanleiding van voornoemde feiten en omstandigheden komt verbalisant [verbalisant 3] (hierna: [verbalisant 3] ) in de hoedanigheid van hondengeleider kort na de aanhoudingen ter plaatse (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1237 2013048186-9 van 16 mei 2013) en besluit met de surveillancehond Rocky een nader onderzoek in te stellen naar mogelijk achtergelaten goederen in de nabije omgeving.
Zij ziet dat Rocky in de buurt van een zogenaamd PEN-huisje (het hof begrijpt: het elektriciteitshuisje waar de medeverdachte is aangehouden) verhoogd zoekgedrag vertoont, wat inhoudt dat hij een verhoogde concentratie van menselijke lucht waarneemt. Kort daarop komt hij teruggelopen met een zwart lederen handschoen en daarna slaat hij aan bij het PEN-huisje, waar een groene zaklamp ligt (aanvullend proces-verbaal met nummer PL1237 2013048186-50 van 17 juni 2013). Beide goederen zijn in beslag genomen.
Verbalisant [verbalisant 4] (hierna: [verbalisant 4] ) krijgt op 16 mei 2013 om 03.40 uur een melding betreffende twee inbrekers op de [a-straat 1] te Rijsenhout. Ter plaatse krijgt hij van een collega de bij verdachte aangetroffen autosleutel en krijgt hij het verzoek om op zoek te gaan naar het bij de autosleutel behorende voertuig. [verbalisant 4] ziet vlak voor de kruising Konnetlaantje met de Aalsmeerderweg een voertuig van het merk Opel geparkeerd staan, nabij een PEN-elektrahuisje. Dit blijkt de auto behorende bij de autosleutel te zijn. De auto staat op naam van de zuster van verdachte. [verbalisant 4] ziet dan voor de passagiersstoel op de grond een zwart gekleurde lederen handschoen liggen en ziet dat de door Rocky aangetroffen handschoen een zeer grote gelijkenis vertoont met de door hem waargenomen handschoen in voornoemd voertuig. Ook worden in de Opel nog twee breekijzers, een bivakmuts en een masker aangetroffen.
De Opel is vervolgens in beslag genomen en het daarna aangetroffen navigatiesysteem is onderzocht (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1263 2013048186-42 van 28 mei 2013). Uit het historieonderzoek van het navigatiesysteem blijkt dat als laatste adres is ingevoerd: [a-straat] , Haarlemmermeer, Rijsenhout [...] .
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep onder meer verklaard dat hij en zijn medeverdachte op 16 mei 2013 na middernacht samen in de auto zaten op weg naar een feest bij een sportvereniging. Ze hebben de auto vlakbij geparkeerd en zijn vervolgens uit de auto gestapt om te kijken waar het feest was. Op het moment dat ze bij de sportvereniging aankwamen bleek daar echter geen feest aan de gang te zijn. Ze zijn teruggegaan naar de auto. Verdachte heeft bij de auto een sigaretje gerookt en de medeverdachte heeft in de bosschages geürineerd. Daarna zagen ze ineens politie. Verdachte verstopte zich in de bosjes en omdat hij geen rijbewijs bij zich had en niet beboet wilde worden rende hij weg.
Het hof acht de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig nu deze in strijd is met de voornoemde bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Dat betekent dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid op 16 mei 2013 rond 03.45 uur op de [a-straat] in Rijsenhout.
Op grond van de bevindingen van voornoemde verbalisanten, waaronder de korte tijdsspanne tussen de melding van de poging inbraak en de aanhouding van de beide verdachten in de nabije omgeving van de straat in de richting waarvan de melder de inbrekers had zien weglopen, de zeer grote gelijkenis tussen de aangetroffen zwartleren handschoen bij het PEN-huisje en de aangetroffen zwartleren handschoen in de Opel en het in het navigatiesysteem ingevoerde adres [a-straat] te Rijsenhout, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het hof twijfel niet aan de authenticiteit van de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde getuigenverklaringen, zodat geen voorwaardelijk verzoek van de verdediging voorligt. Overigens stelt het hof vast dat deze verklaringen naar hun inhoud niet raken aan hetgeen is ten laste gelegd; het hof zal dan ook geen acht slaan op deze verklaringen."
2.3.
De bestreden uitspraak is niet naar de eis der wet met redenen omkleed, in aanmerking genomen dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan volgen dat de verdachte en zijn medeverdachte zich tezamen en in vereniging de toegang tot de woning gelegen aan het perceel [a-straat 1] hebben proberen te verschaffen met het oogmerk daarin goederen weg te nemen.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 oktober 2017.