Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Tenlastelegging en beslissing op een ontvankelijkheidsverweer
3.Juridisch kader
4.Beoordeling van het eerste middel
5.Beoordeling van de middelen voor het overige
6.Beslissing
31 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, een rechtspersoon, was vervolgd voor het zonder kennisgeving overbrengen van afvalstoffen van het Verenigd Koninkrijk naar Saoedi-Arabië. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat er sprake zou zijn van strijd met het ne bis in idem-beginsel. Dit beginsel houdt in dat iemand niet opnieuw kan worden vervolgd voor dezelfde feiten waarvoor hij al is berecht in een andere staat.
Het Hof had vastgesteld dat de Scottish Environment Protection Agency (SEPA) de verdachte een schriftelijke waarschuwing had gegeven, maar dat deze waarschuwing niet gelijkgesteld kon worden aan een beslissing die de vervolging definitief beëindigde. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de brief van SEPA geen voorwaarde was die door de bevoegde autoriteit was gesteld ter voorkoming van strafvervolging, en dat de vervolging in Nederland dus niet in de weg stond. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van het Hof, waarbij het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid werd benadrukt.