Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van kinder- en partneralimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de alimentatieverplichtingen van de man, die niet verschenen is in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof, waarin de alimentatiekwesties zijn behandeld. De vrouw heeft aangevoerd dat haar draagkracht is verminderd, wat aanleiding geeft tot een wijziging van de alimentatieverplichtingen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de vrouw niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beschikking van het hof.