Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
10 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de klaagster tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het klaagschrift tot teruggave van een inbeslaggenomen Volkswagen Golf Variant ongegrond is verklaard. De inbeslagname vond plaats onder waarschijnlijk betrokkene 1, en het kenteken van de auto was [AA-00-BB]. De klaagster heeft een beroep ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat R.B. Milo uit Tilburg, en de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft op 10 oktober 2017 geoordeeld dat het inbeslaggenomen voorwerp inmiddels aan de klaagster is teruggegeven, waardoor het beslag is beëindigd conform artikel 134, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de klaagster niet worden ontvangen in het cassatieberoep. De Hoge Raad merkt op dat het belang dat door de klaagster is aangevoerd, namelijk een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, niet voldoende is om te kwalificeren als een rechtens te beschermen belang. In dit geval is artikel 80a van de Wet op de Rechterlijke Organisatie van toepassing.
De beslissing van de Hoge Raad is dat de klaagster niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep, en deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting.