ECLI:NL:HR:2017:2641

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
16/06111
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kwalificatie van een creditcardmes als een wapen onder de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een wapen van categorie I, specifiek een 'blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen', zoals gedefinieerd in de Wet wapens en munitie (WWM). De zaak draait om de vraag of een 'creditcardmes' kan worden aangemerkt als een dergelijk wapen. De Hoge Raad oordeelde dat de wetsgeschiedenis van de WWM niet beoogt een limitatieve opsomming te geven van opvouwbare messen die verboden zijn. Het Hof had vastgesteld dat het bij de verdachte aangetroffen mes, dat de vorm van een creditcard had, voldeed aan de criteria van een blank wapen. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de verwerping van het beroep terecht was. De uitspraak benadrukt de interpretatie van de wet met betrekking tot de classificatie van wapens en de reikwijdte van de verboden op opvouwbare messen.

Uitspraak

17 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/06111
SA/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 20 september 2016, nummer 21/000064-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte een "blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen" voorhanden heeft gehad.
2.2.1.Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 9 januari 2015 in de gemeente Zutphen, een wapen van categorie I, onder 4, te weten een blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen, voorhanden heeft gehad."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige (als bijlage op pagina 3-4 van het proces-verbaal genummerd PL0600-2015015006-2) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
Vandaag 9 januari 2015, was ik belast met mijn taak als beveiliger van de rechtbank Zutphen, aan de Martinetsingel 2 te Zutphen. Omstreeks 09:35 verscheen er een meneer bij de scanstraat. Net als iedere bezoeker vroeg ik meneer zijn zakken leeg te maken en zijn spullen in een bakje te leggen die door ons röntgensysteem gaat. Ik zag op het beeldscherm van ons röntgenapparaat direct dat er een mes in de portemonnee zat van meneer. Ik zag dat het een soort kaart was. Ik zag dat hierin een mes verwerkt zat die je kon openvouwen.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 5 van het proces-verbaal genummerd PL0600-2015015006-3) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 9 januari 2015 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de gebouwsurveillance op de rechtbank te Zutphen aan de Martinetsingel 2 te Zutphen. Op genoemde dag werden wij gevraagd om naar de scanstraat van de rechtbank Zutphen te gaan. Aldaar zou een bezoeker die later aangemerkt wordt als verdachte in het bezit zijn van een geheim blank wapen. Aangekomen bij de scanstraat spraken wij met een medewerker van de beveiliging. Hij gaf aan dat er een mes is aangetroffen bij verdachte. Wij zagen dat het een zwart blank wapen betreft, in de vorm van een creditcard. Wij hebben hier foto's van gemaakt en deze worden gevoegd in het dossier.
Verdachte: [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] .
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (pagina 9-10 van het proces-verbaal genummerd PL0600-2015015006-11) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 9 januari 2015 hield verdachte zich op in het Gerechtsgebouw te Zutphen. Door de beveiligingsmedewerker van de X-ray werd ontdekt dat in de portemonnee van verdachte een verborgen wapen zat.
Wapen: geheim blank wapen
Categorie: artikel 2 lid 1 categorie 1 onder 4 WWM
Afmeting opgevouwen: creditcard formaat 8.5 cm x 5.5 cm
Bijzonderheden: Het voorwerp lijkt opgevouwen op Credit Card-achtige pasjeshouder of bankpashouder, niet zijnde een wapen.
Het voorwerp valt niet onder een van de andere categorieën van de Wet Wapens en Munitie. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van art. 2 lid 1, Categorie I onder 4 van de Wet Wapens en Munitie.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullende proces-verbaal van bevindingen (genummerd PL0600-2015015006-14) voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik verbalisant verklaar dat het voornoemde mes geen vouwmes is. Het voorwerp in het voornoemde proces is een heimelijk wapen, een geheim blank wapen.
5. De eigen waarneming van het hof bij het onderzoek op de terechtzitting van de als bijlage bij het onder 2 genoemde proces-verbaal gevoegde foto's van het inbeslaggenomen wapen, dossierpagina 6-8, voor zover inhoudende:
Het mes heeft de vorm van een pasje (card), waarbij het lemmet slechts aan één zijde zichtbaar is, geheel binnen de afmetingen van het pasje valt en de kleur van pasje en lemmet identiek zijn."
2.2.3.
Het bestreden arrest houdt met betrekking tot het bewijs voorts het volgende in:
"Door en namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het bij hem aangetroffen mesje geen blank wapen, maar een vouwmes is en dat het niet lijkt op een ander voorwerp omdat het mes onmiddellijk zichtbaar is. Het mesje is daarom geen verboden wapen als bedoeld in categorie I, onder 4, van de Wet wapens en munitie.
Het hof is van oordeel dat dit verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat uit de zich in het dossier bevindende afbeelding van het inbeslaggenomen voorwerp blijkt dat het mes lijkt op een pasje (card), waarbij het lemmet geheel binnen de afmetingen van het pasje valt en vanwege de identieke kleur van pasje en lemmet niet duidelijk zichtbaar is.
(...)"
2.3.1.
Art. 2, eerste lid, WWM luidt, voor zover in cassatie van belang:
"Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.
Categorie I
1º stiletto's, valmessen en vlindermessen;
2º andere opvouwbare messen, indien:
a. het lemmet meer dan een snijkant heeft; of
b. de lengte in opengevouwen toestand langer dan 28 cm is;
(...)
4º blanke wapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen;
(...)."
2.3.2.
De memorie van antwoord bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet volledig verbod stiletto's, valmessen en vlindermessen, Stb. 2011, 447, houdt onder meer in:
"Opvouwbare messen die een lemmet hebben met meer dan een snijkant of die in opengevouwen toestand langer zijn dan 28 centimeter vallen onder Categorie I van artikel 2, eerste lid, Wwm en zijn daarmee absoluut verboden in Nederland. Andere opvouwbare messen zijn in beginsel geen wapen in de zin van de Wwm en dus niet verboden. Onder omstandigheden kan een dergelijk mes echter toch als een wapen in de zin van de Wwm kwalificeren."
(Kamerstukken I 2010/11, 32 206, C, p. 1-2.)
3.1.
Uit de hiervoor onder 2.3.2 weergegeven wetsgeschiedenis blijkt dat in art. 2, eerste lid, onder 1º en 2º, WWM niet is beoogd een limitatieve opsomming te geven van opvouwbare messen die ingevolge de Wet wapens en munitie verboden zijn. Voor zover het middel berust op de opvatting dat een opvouwbaar mes dat niet aan de criteria van art. 2, eerste lid, onder 1º en 2º, WWM voldoet, evenmin kan worden aangemerkt als een blank wapen als bedoeld in art. 2, eerste lid, onder 4º, WWM, vindt het geen steun in het recht.
3.2.
Het Hof heeft het bij de verdachte aangetroffen mes – een zogenaamd creditcardmes - aangemerkt als een blank wapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat "het mes lijkt op een pasje (card), waarbij het lemmet geheel binnen de afmetingen van het pasje valt".
3.3.
Het middel faalt ook in zoverre.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 oktober 2017.t