Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 9 maart 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1975, heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarin een taakstrafverbod op basis van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht werd behandeld. De verdachte was van mening dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat dit verbod alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk maakt. Dit zou volgens de verdachte in strijd zijn met de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 17 oktober 2017 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.