Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
17 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 3 november 2015 uitspraak deed in de strafzaak met nummer 21/000350-15. De verdachte, geboren in 1971, heeft bij zijn advocaat N. van Schaik middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft op 17 oktober 2017 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, waarbij de waarnemend griffier E. Schnetz aanwezig was. De zaak betreft een klacht over het verzuim van het Hof om te beslissen op het verzoek tot het horen van een getuige, waarbij het beginsel van 'unus testis' en artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan de orde zijn.