Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
13 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een advocaat in een letselschadezaak. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.H. Vermeulen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de advocaat van eiseres een vaststellingsovereenkomst had gesloten met de verzekeraar van de automobilist zonder voorbehoud voor toekomstige ontwikkelingen in de medische situatie van eiseres. De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd, was of de advocaat tekortgeschoten was in zijn beroepsuitoefening door deze overeenkomst te sluiten zonder rekening te houden met mogelijke toekomstige medische complicaties.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eiseres niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwees naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarin staat dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bekrachtigd.
In de beslissing werd eiseres ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder zijn begroot op € 396,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.