ECLI:NL:HR:2017:2616

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
16/04234
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en opleveringsplicht bij einde huur met betrekking tot toerekenbare vertraging en herstelkosten

In deze zaak heeft Dubbelveste B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Het hof had eerder op 3 mei 2016 een uitspraak gedaan in een geschil over de opleveringsplicht bij het einde van een huurcontract voor bedrijfsruimte. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter in Rotterdam en het arrest van het hof. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake was van een aan de huurder toerekenbare vertraging bij de oplevering van de gehuurde bedrijfsruimte en of er herstelkosten konden worden toegewezen wegens ondeugdelijke oplevering. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van Dubbelveste en veroordeelt haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op een totaal van € 8.790,34.

Uitspraak

13 oktober 2017
Eerste Kamer
16/04234
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DUBBELVESTE B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. van den Berg,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. R.L. Bakels.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Dubbelveste en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 1369023 CV EXPL 12-38700 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 26 april 2013 en 23 mei 2014;
b. het arrest in de zaak 200.155.249/01 van het gerechtshof Den Haag van 3 mei 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Dubbelveste beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Dubbelveste heeft bij brief van 28 augustus 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Dubbelveste in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-Van den Broek op
13 oktober 2017.