Het Hof heeft, zoals hiervoor onder 2.2.2 is weergegeven, vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit ten laste van hem bewezenverklaarde feiten, gepleegd in de periode van 10 april 2014 tot en met 18 november 2014. De bestreden uitspraak houdt daaromtrent het volgende in:
"De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (parketnummer 21-000149-15) van 16 december 2015 veroordeeld ter zake van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd in de periode van 10 april 2014 tot en met 18 november 2014.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel, ten aanzien van veroordeelde, op een bedrag van € 19.228,-. Hieronder volgt de onderbouwing van deze schatting, waarbij tevens ingegaan wordt op de verweren van de verdediging.
Periode
Het hof zal overeenkomstig het vonnis van de rechtbank en het standpunt van de advocaat-generaal uitgaan van een periode van 28 april 2014 tot en met 18 november 2014, nu uit het onderzoek naar de historische gegevens is gebleken dat de contacten met drugsgebruikers op 28 april 2014 een aanvang nemen en doorlopen tot verdachtes aanhouding op 18 november 2014. Blijkens het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 13 december 2014 is in deze periode 4.613 keer gebeld met de bij de veroordeelde voor de handel in harddrugs in gebruik zijnde telefoon.
Gebruikers
Met betrekking tot de berekening van het aantal gebruikers of geslaagde deals is het hof evenwel, in lijn met het pleidooi van de raadsman, van oordeel dat niet zonder meer gesteld kan worden dat alle telefonische contacten leiden tot een geslaagde deal. Het hof zal dit dan ook verdisconteren, zij het op andere wijze dan door de raadsman betoogd. Op grond van het dossier, met name de verklaringen van de getuigen, ziet het hof aanleiding om een percentage van de telefonische contacten af te trekken die - net als in iedere andere bedrijfsvoering - niet leiden tot het tot stand komen van een overeenkomst of dienen ter promotie van het product. Het hof schat dit percentage in redelijkheid op 30%.
De voorgaande uitgangspunten leveren voor de periode van 28 april 2014 tot en met 18 november 2014 de volgende tussenberekening op:
(4.613 x 0,7) = 3.229 telefonische contacten
De periode bestaat uit 203 dagen, hetgeen (afgerond) gemiddeld (3.229 contacten/203 dagen =) 15 relevante telefonische contacten per dag oplevert.
Gelet op de door veroordeelde afgelegde verklaring en het feit dat verdachte na zijn vrijlating uit voorlopige hechtenis de handel die hij eerder dreef heeft voortgezet zal het hof - overeenkomstig de rechtbank en de advocaat-generaal - in lijn met het rapport uitgaan van twee gesprekken per geslaagde deal. De veroordeelde heeft immers over de handel voor dat hij vast kwam te zitten verklaard dat er één of twee keer voor een deal wordt gebeld, niet vaker. De 15 telefonische contacten per dag leveren derhalve (afgerond) 7 gebruikers of geslaagde deals per dag op. Voor de totale periode gaat het om (7 x 203 dagen =) 1.421 gebruikers of geslaagde deals.
Hoeveelheid
Uit het dossier volgt dat veroordeelde heeft gehandeld in kleine hoeveelheden, maar ook in aanzienlijk grotere hoeveelheden. Ten aanzien van het overgrote deel van de transacties is de hoeveelheid echter onbekend gebleven. Gelet op de in het dossier aanwezige verklaringen, is het hof van oordeel dat het uitgangspunt uit het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, inhoudende dat de veroordeelde 1 gram per geslaagde deal heeft verkocht, niet onredelijk is.
Het voorgaande in aanmerking nemend, is in de onderhavige periode derhalve (1.421 x 1 gram =)
1.421 gram cocaïne verkocht.
Opbrengst
Uit het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel volgt dat de verkoopprijs van een gram cocaïne € 50,- bedraagt. De bruto-opbrengst die hieruit volgt voor de gehele periode is op grond van het voorgaande (€ 50,- x 1.421 =) € 71.050,-.
Kosten
Ten aanzien van de in mindering te brengen kosten zal het hof - naast de inkoop van het te verkopen product - acht het hof het op grond van het dossier ook redelijk om de telefoon- en vervoerskosten als directe kosten ter zake dienend af te trekken. Nu de verdediging slechts in zijn algemeenheid heeft gesteld dat er kosten zijn geweest, zal het hof de hoogte van deze kosten in redelijkheid schatten. Alles afwegende, acht het hof een bedrag van € 100,- per maand aan in mindering te brengen kosten alleszins redelijk. De totale periode bedraagt 6 2/3 maanden, hetgeen een totaal in mindering te brengen post oplevert van (6 2/3 maand x € 100 =) € 666,-.
Voor het vaststellen van de inkoopprijs is aansluiting gezocht bij het 'Rapport drugsinbeslagnemingen en drugsprijzen Nederland 2010', opgemaakt door de Dienst Nationale Recherche Informatie van de Nationale Politie. Uit dit rapport volgt een gemiddelde groothandelsprijs van cocaïne tussen de € 28,- en € 36,- per gram cocaïne ligt. In het voordeel van de veroordeelde zal - evenals de rechtbank en de advocaat-generaal - uitgegaan worden van € 36,- als inkoopprijs. De totale inkoopkosten bedragen derhalve (1.421 x € 36,- =) € 51.156,-.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op voornoemde uitgangspunten, zal het hof het totaal dat beide medeveroordeelden aan wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten vaststellen op een bedrag van (€ 71.050,- - € 666,- - € 51.156,- =) € 19.228,-."