ECLI:NL:HR:2017:2588

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
16/04778
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van klager in klaagschrift inzake teruggave inbeslaggenomen voorwerp

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de klager in zijn klaagschrift betreffende de teruggave van een inbeslaggenomen personenauto. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2016, waarin de klager niet-ontvankelijk werd verklaard. De klager had op 15 juli 2015 een auto in beslag genomen gekregen, maar deze was op 2 november 2015 teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, [A] B.V. De officier van justitie stelde dat de klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het beslag niet meer bestond. De raadsman van de klager voerde aan dat de strafzaak was geseponeerd en dat de auto aan de klager teruggegeven moest worden, ongeacht de teruggave aan de rechtmatige eigenaar.

De Rechtbank oordeelde dat, omdat de auto was teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, er geen beslag meer op rustte en de klager daarom niet-ontvankelijk was in zijn beklag. De Hoge Raad oordeelt echter dat in cassatie moet worden aangenomen dat artikel 116, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet is toegepast. Dit betekent dat het beklag moet worden gezien als een verzoek om de Officier van Justitie te dwingen het inbeslaggenomen voorwerp aan de klager terug te geven, alsof deze teruggave nog niet had plaatsgevonden. De Hoge Raad concludeert dat de Rechtbank dit heeft miskend en dat het middel gegrond is.

De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Amsterdam voor herbehandeling van het klaagschrift.

Uitspraak

10 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/04778 B
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2016, nummer RK 16/1235, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank de klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag.
2.2.
De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Op 15 juli 2015 is onder klager voornoemd voorwerp inbeslaggenomen. Op 2 november 2015 is de onder klager in beslag genomen personenauto geretourneerd aan de als geregistreerd staande rechtmatige eigenaar.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klaagschrift, nu de auto reeds is teruggegeven aan een ander dan aan klager, namelijk aan de rechtmatige eigenaar, en het beslag niet meer bestaat.
De raadsman van klager heeft in raadkamer ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat, nu de strafzaak is geseponeerd en klager niet langer verdacht wordt van diefstal of heling dit al voldoende reden zou moeten zijn om de auto aan klager te retourneren. De raadsman heeft gewezen op twee arresten van de Hoge Raad met LJN BJ9900 en BL2823, waaruit volgt dat klager ontvankelijk is in zijn klaagschrift ook al is het inbeslaggenomen voorwerp reeds teruggeven aan een ander. Klager is de rechtmatige eigenaar van de auto, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het dossier blijkt dat de personenauto inmiddels is geretourneerd aan de rechtmatige eigenaar, [A] B.V. Nu op deze goederen, gelet op artikel 134, tweede lid, aanhef en onder a Sv, geen beslag meer rust, is klager met betrekking tot dit voorwerp niet-ontvankelijk in zijn beklag. Het beslag is reeds geëindigd."
2.3.
In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat geen toepassing is gegeven aan art. 116, derde lid, Sv. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat het beklag het rechtskarakter heeft van een beklag omtrent het voornemen van de Officier van Justitie om in afwijking van de hoofdregel van art. 116 Sv het inbeslaggenomen voorwerp aan een ander dan de beslagene (klager) te doen teruggeven, alsof deze teruggave nog niet had plaatsgevonden (vgl. HR 30 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:AD2480, NJ 1996/526).
2.4.
Blijkens het onder 2.2 weergegevene heeft de Rechtbank het voorgaande miskend. Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 oktober 2017.