Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
10 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder bij verstek veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2015 voor poging tot diefstal met braak, en de mededeling van deze uitspraak was op 21 april 2015 aan een ander op het adres van de verdachte uitgereikt. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen na de einduitspraak hoger beroep had ingesteld. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door de uitreiking aan een derde te beschouwen als een omstandigheid die de bekendheid van de einduitspraak bij de verdachte kon aantonen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt het belang van correcte uitreiking van uitspraken en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid in hoger beroep.