Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
10 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 11 februari 2016 is gewezen. De Hoge Raad behandelt de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, waarbij de verdachte niet ontvankelijk kan worden verklaard voor zover het beroep gericht is tegen het arrest van het Gerechtshof van 12 december 2013. De advocaat van de verdachte, M.J. Jansma, heeft middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep voor dat deel en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep op 10 oktober 2017, waarbij het arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.