Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de betrokkene aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts het volgende in:
"Ter terechtzitting is aanwezig mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht, die verklaart niet uitdrukkelijk door veroordeelde te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen veroordeelde en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van de zaak.
De niet gemachtigde raadsman wordt in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken met betrekking tot de niet-aanwezigheid van veroordeelde.
De raadsman voert het woord - zakelijk weergegeven -:
Mijn cliënt is in Duitsland veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden. Van deze gevangenisstraf heeft hij al een periode in Nederland in voorarrest gezeten. Er was sprake van een overleveringskwestie. Halverwege 2015 is hij naar Duitsland overgeplaatst. In deze zaak heeft hij mij verzocht een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak in te dienen. Ik ben niet gemachtigd om namens hem het woord ter verdediging te voeren. Hij wil gebruik maken van zijn aanwezigheidsrecht. Op het moment dat hij de helft van zijn straf heeft uitgezeten zal zijn vi-datum ingaan. Dat betekent dat hij na twee jaar in vrijheid zal worden gesteld en dat hij over ongeveer 1,5 jaar weer in Nederland kan zijn.
Ik verzoek het hof de behandeling van de zaak aan te houden teneinde mijn cliënt gebruik te laten maken van zijn aanwezigheidsrecht. Het hof kan met de planning rekening houden met het feit dat hij over 1,5 jaar in vrijheid zal worden gesteld.
De advocaat-generaal voert het woord - zakelijk weergegeven -:
Het belang van een voortvarende afdoening van de zaak dient in dit geval te prevaleren boven de door de niet gemachtigde raadsman aangedragen belangen. Om die reden dient mijns inziens de zaak daarom vandaag inhoudelijk te worden behandeld.
Het hof schorst voor beraad.
Na het beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek tot aanhouding zal worden afgewezen. Bij de vraag of de zaak dient te worden aangehouden opdat veroordeelde aanwezig kan zijn bij de zitting dient dit belang te worden afgewogen tegen het belang van een efficiënte rechtspleging en het belang van een voortvarende afdoening van strafzaken.
Gelet op de onderbouwing van het verzoek door de raadsman en met name gelet op diens mededeling dat veroordeelde over ongeveer 1,5 jaar in vrijheid zal worden gesteld leidt dit tot de beslissing dat de belangen van een efficiënte rechtspleging en het belang van een voortvarende afdoening van strafzaken dienen te prevaleren."