Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
10 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1991, was ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep gedetineerd in Duitsland. Het Hof had verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte, wat door de verdediging werd betwist. De verdediging stelde dat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. De Advocaat-Generaal, T.N.B.M. Spronken, concludeerde dat het Hof ten onrechte verstek had verleend en dat de bestreden uitspraak vernietigd diende te worden.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof informatie over het hoofd had gezien, namelijk een detentieverklaring van het Bureau Buitenland van de Reclassering Nederland, waaruit bleek dat de verdachte gedetineerd was. De Hoge Raad concludeerde dat de beslissing van het Hof om verstek te verlenen onjuist was en dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op aanwezigheid bij de behandeling van een strafzaak en de verplichting van de rechter om alle relevante informatie in overweging te nemen voordat een beslissing wordt genomen over verstekverlening.