ECLI:NL:HR:2017:2558

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
17/03390
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan ondertekening door advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoekster, handelende onder de naam [A], had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder op 13 april 2017 een beschikking gegeven in de zaak C/17/152680/HA RK 16-87. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking voor het verloop van het geding in feitelijke instantie.

Het cassatierekest van de verzoekster voldeed echter niet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het verzoekschrift niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De Procureur-Generaal had in zijn standpunt aangegeven dat de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard diende te worden op grond van artikel 80a van de Reglement van Orde (RO). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verzoekster de mogelijkheid had om het verzuim te herstellen door het verzoekschrift opnieuw in te dienen, maar dat deze mogelijkheid niet is benut.

Daarom heeft de Hoge Raad de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek, die ook deel uitmaakte van de uitspraak samen met de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en M.V. Polak.

Uitspraak

6 oktober 2017
Eerste Kamer
17/03390
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster] ,
handelende onder de naam [A] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [plaats], België,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/17/152680/HA RK 16-87 van de rechtbank Noord-Nederland van 13 april 2017.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 12 juli 2017 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoekster] in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
6 oktober 2017.