ECLI:NL:HR:2017:2557

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
17/03583
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het cassatierekest was ingediend op 21 juli 2017, maar voldeed niet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het verzoekschrift niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft verwezen naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 mei 2017 en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juli 2017, die aan deze zaak zijn gehecht. De advocaat-generaal G.R.B. van Peursem had in zijn conclusie al aangegeven dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat verzoeker de mogelijkheid had om het verzoekschrift binnen twee weken opnieuw in te dienen, maar dat deze mogelijkheid niet is benut. Hierdoor werd verzoeker in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

6 oktober 2017
Eerste Kamer
17/03583
EV/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H. Sligchers.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 154379 RK 17/307 van de rechtbank Noord-Nederland van 17 mei 2017;
b. het arrest in de zaak 200.216.342/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juli 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 21 juli 2017 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
6 oktober 2017.