Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
3 oktober 2017.
Hoge Raad
Op 3 oktober 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 16/02372. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, die in deze strafzaak werd aangeklaagd voor mensenhandel. De verdachte werd bijgestaan door advocaat W.H. Jebbink uit Amsterdam, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. Daarnaast heeft de benadeelde partij, vertegenwoordigd door advocaat M.D.A. Stam uit 's-Gravenhage, ook een middel van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de ingediende middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig was, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die op 24 maart 2016 had plaatsgevonden, heeft bekrachtigd.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak betreft belangrijke juridische kwesties rondom mensenhandel en de motivering van bewijs, waarbij de Hoge Raad de argumenten van de verdediging en de benadeelde partij niet heeft kunnen honoreren.