In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de aan [X] B.V. opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting over de jaren 2008 en 2009, alsook de daarbij gegeven boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de beroepen in cassatie zijn ingesteld zonder de vereiste volmacht van de belanghebbende. De griffier van de Hoge Raad had de indiener van de beroepschriften verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk van de volmacht over te leggen, maar deze heeft hier niet tijdig op gereageerd. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de beroepen in cassatie onbevoegdelijk zijn ingesteld.
De Hoge Raad heeft de beroepen in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.