Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
3 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 november 2015 is gewezen. De verdachte, geboren in 1955, is in cassatie gegaan tegen de veroordeling voor medeplegen van hennepteelt, gekwalificeerde diefstal en het voorhanden hebben van een enkelloops kogelgeweer. De verdediging heeft een voorwaardelijk getuigenverzoek ingediend, dat door het hof is afgewezen. De advocaat van de verdachte, H.K. ter Brake, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 3 oktober 2017 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L. Nuy.