ECLI:NL:HR:2017:2528

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2017
Publicatiedatum
29 september 2017
Zaaknummer
17/03320
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen afwijzing verzoek om contra-expertise in het kader van voorlopige machtiging BOPZ

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om een contra-expertise in het kader van een voorlopige machtiging op basis van de Wet Bopz. De zaak betreft een betrokkene die in eerste instantie door de rechtbank Rotterdam op 26 april 2017 een voorlopige machtiging is verleend. De betrokkene heeft echter beroep in cassatie ingesteld, omdat de rechtbank niet heeft beslist op zijn verzoek om een contra-expertise. De advocaat van de betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zijn cliënt twijfelt aan de diagnose en opnieuw onderzocht wil worden.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in haar beschikking geen aandacht heeft besteed aan het verzoek om contra-expertise. Dit is in strijd met de vereisten dat een verzoek om contra-expertise gemotiveerd moet worden afgewezen. De Hoge Raad heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het afwijzen van verzoeken in het kader van de Wet Bopz.

Uitspraak

29 september 2017
Eerste Kamer
17/03320
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.M. Wagemakers,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/10/525166/FA RK 17-3225 van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2017.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank Rotterdam.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht een voorlopige machtiging te verlenen ten aanzien van betrokkene.
(ii) De rechtbank heeft dit verzoek op 26 april 2017 mondeling behandeld. Daarbij waren onder meer aanwezig betrokkene, zijn advocaat en zijn behandelend arts.
(iii) Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling heeft de advocaat medegedeeld dat betrokkene opnieuw onderzocht wil worden omdat hij twijfelt aan de diagnose.
3.2
De rechtbank heeft de verzochte machtiging verleend.
3.3.1
Onderdeel 1 klaagt dat de rechtbank heeft nagelaten te beslissen op het verzoek om een contra-expertise dan wel het verzoek zonder enige motivering heeft afgewezen.
3.3.2
Het onderdeel is gegrond. De rechtbank heeft in haar beschikking geen aandacht besteed aan het verzoek om een contra-expertise. Indien de beschikking aldus moet worden verstaan dat de rechtbank het verzoek heeft afgewezen, heeft te gelden dat een verzoek om een contra-expertise slechts gemotiveerd kan worden afgewezen (zie onder meer HR 29 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5978, NJ 2007/153 en HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:528, NJ 2015/131).
3.4
Onderdeel 2 behoeft geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2017;
wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
29 september 2017.