ECLI:NL:HR:2017:2523

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2017
Publicatiedatum
29 september 2017
Zaaknummer
16/04514
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid advocaat en verjaringstermijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende beroepsaansprakelijkheid van een advocaat. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. van Weerden, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 5 april 2016 was gewezen. De kern van de zaak betrof de vraag of de vordering van eiseres was toegewezen, waarbij de verjaringstermijn een cruciale rol speelde. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland en arresten van het hof, die relevant zijn voor het verloop van het geding.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van stellingen in rechtszaken, vooral in het kader van beroepsaansprakelijkheid van advocaten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

29 september 2017
Eerste Kamer
16/04514
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
[verweerster],
wonende op een voor derden geheim te houden adres,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. R.L. Bakels.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/06/137180 HA ZA 13-121 van de rechtbank Gelderland van 12 juni 2013 en 26 maart 2014;
b. de arresten in de zaak 200.161.157/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 september 2015 en 5 april 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 5 april 2016 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerster] toegelicht door mr. R.L. Bakels.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
29 september 2017.