ECLI:NL:HR:2017:2510

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
16/05455
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van erfgenamen tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting

In deze zaak hebben de erfgenamen van [A] beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Dit beroep betreft de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting die aan de erflater zijn opgelegd over de jaren 1990 tot en met 1998. De uitspraak van het Gerechtshof volgde op een hoger beroep van de belanghebbenden tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De belanghebbenden, domicilie gekozen hebbende te [Z], hebben hun zaak laten toelichten door hun advocaat J.M.H. Römkens uit Maastricht.

De Hoge Raad heeft de middelen die door de belanghebbenden zijn voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad concludeert dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2017 door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

29 september 2017
Nr. 16/05455
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erfgenamen van [A], domicilie gekozen hebbende te [Z], (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 7 oktober 2016, nrs. 15/00086 tot en met 15/00102, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 12/7128 tot en met 12/7139 en 12/7141 tot en met 12/7145) betreffende de aan erflater over de jaren 1990 tot en met 1998 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de over de jaren 1991 tot en met 1998 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben de zaak doen toelichten door J.M.H. Römkens, advocaat te Maastricht.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2017.