ECLI:NL:HR:2017:2494

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
15/05367
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldig verklaard rijbewijs en de redelijke kennis van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte 'redelijkerwijs moest weten' dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte had een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (LEMA) opgelegd gekregen, maar had niet aan de vereisten voldaan. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte op de hoogte had moeten zijn van de ongeldigverklaring, omdat het besluit per aangetekende en gewone brief naar het juiste adres was verzonden. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de aangetekende brief retour was gekomen, niet voldoende was om te stellen dat de verdachte redelijkerwijs op de hoogte moest zijn van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

26 september 2017
Strafkamer
nr. S 15/05367
SEU/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 6 november 2015, nummer 23/001672-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat blijkens de daarvan opgemaakte akte niet is gericht tegen 's Hofs beslissing dat de verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep - is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben G.A. Jansen en Th.O.M. Dieben, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, nu uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte "redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij, op 29 maart 2013 te Amsterdam terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Aalsmeerweg, als bestuurder een personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van misdrijf met bonnummer 29.03.2013.2145.019706 003318464 van 17 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (ongenummerd).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
Overtredingsgegevens/waarneming
Datum : 29-03-2013
Omstreeks : 21:45 uur
Plaats : Amsterdam
Gemeente : Amsterdam
Locatie : Aalsmeerweg
Binnen een als zodanig aangeduide bebouwde kom
Voertuig : Personenauto
Verdachte werd ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde bepalingen dmv een stopteken gevorderd zijn motorrijtuig te doen stilhouden waaraan hij voldeed.
Bij informatie bleek dat het rijbewijs van de verdachte voor het besturen van genoemd motorrijtuig door het CBR ongeldig was verklaard.
Ongeldig verklaarde categorie(en): B
Ingangsdatum: 29-05-1998
2. Een geschrift, zijnde een brief van het CBR van 3 oktober 2012 (ongenummerd), voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
In het besluit van 3 juli 2012 heeft het CBR u een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (LEMA) opgelegd. Daarbij hebben wij vermeld dat medewerking aan de LEMA verplicht is. U heeft niet (voldoende) meegewerkt aan de LEMA.
Wij hebben uw rijbewijs ongeldig verklaard. Dat betekent dat uw rijbewijs ongeldig is vanaf de zevende dag na dagtekening van dit besluit.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2015.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik wist inderdaad dat ik een LEMA cursus moest volgen. Ik had de LEMA cursus al betaald, maar ik kon toen niet en heb het toen maar gelaten. Ik wist ik dat ik die LEMA cursus moest volgen, omdat ik wel brieven krijg."
2.2.3.
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daaraan is kort gezegd ten grondslag gelegd dat er geen feiten en omstandigheden zijn waaruit volgt dat haar cliënt wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De door het CBR aangetekend verstuurde brief, inhoudende het besluit van 3 oktober 2012 tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, is immers retour gekomen. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat hij zich er niet van bewust was dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De aangetekende brief, inhoudende het besluit van 3 oktober 2012 tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, is retour gekomen maar is wel naar het juiste adres van de verdachte verstuurd. Deze brief is niet alleen aangetekend, maar ook als gewone brief naar dat adres verstuurd. Het hof gaat er dan ook van uit dat de brief op zijn huisadres is bezorgd.
Nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij naar aanleiding van een brief van het CBR wist dat hij een EMA cursus moest volgen, dat hij de EMA cursus al had betaald, maar niet bij de cursus aanwezig kon zijn en het toen verder heeft gelaten voor wat het was, is het hof van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard."
2.3.
Uit de bewijsvoering kan niet volgen dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Anders dan het Hof heeft geoordeeld, is de omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief en als gewone brief is verzonden naar het juiste adres van de verdachte en alleen de aangetekende brief retour is gekomen, daartoe niet voldoende. Voorts kan zulks niet zonder meer worden afgeleid uit de door het Hof tot bewijs gebezigde verklaring van de verdachte. De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
De klacht is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 september 2017.