Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
26 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld op basis van aangifte van inbraak en herkenningen door politieambtenaren van een foto van de persoon die met de gestolen pinpas geld van de rekening van de bestolene had opgenomen. De verdediging had aangevoerd dat de herkenningen, gebaseerd op zogenaamde 'stills', onvoldoende betrouwbaar waren en had hieromtrent een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen. Het Hof heeft echter deze argumenten niet voldoende in overweging genomen en is afgeweken van het standpunt van de verdediging zonder de redenen daarvoor expliciet te vermelden, hetgeen in strijd is met artikel 359, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal gevolgd, die had gepleit voor vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat de zaak opnieuw moet worden berecht op het bestaande hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.