Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
26 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 4 mei 2016 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1991, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf was opgelegd. De advocaat van de verdachte, J. Kuijper, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 26 september 2017 verworpen, en het arrest is uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.