ECLI:NL:HR:2017:247

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
16 februari 2017
Zaaknummer
16/01646
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door meermalen schoppen of trappen terwijl slachtoffer op de grond lag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 15 maart 2016 werd gewezen in de strafzaak met nummer 22/001275-15. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij een poging tot doodslag, waarbij hij samen met anderen het slachtoffer meermalen op en tegen het hoofd en de rug schopte of trapte terwijl het slachtoffer op de grond lag. De Hoge Raad heeft op 14 februari 2017 geoordeeld dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft daarbij artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie in acht genomen en gehoord de Procureur-Generaal. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in bijzijn van de griffier.

Uitspraak

14 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/01646
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 maart 2016, nummer 22/001275-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft F.S. Jansen, advocaat te Rotterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 februari 2017.