Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
26 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een 15-jarige jongen die wordt beschuldigd van poging tot doodslag op een medescholier. De verdachte heeft op school met een kappersscheermes in de hals van het slachtoffer gesneden. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 29 december 2016 een arrest gewezen in deze strafzaak, waartegen de verdachte cassatie heeft ingesteld. De advocaat van de verdachte, B. Kizilocak, heeft een schriftuur ingediend ter ondersteuning van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
Daarom heeft de Hoge Raad, gehoord de Procureur-Generaal en gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 26 september 2017 door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.