ECLI:NL:HR:2017:2462

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
15/04528
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afstand van aanwezigheidsrecht in strafzaak en de motivering van het Hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte had in hoger beroep afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, maar de Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof hierover niet begrijpelijk is. De verdachte had een afstandsverklaring ingediend, maar er was ook een kennisgeving van de Advocaat-Generaal aan de verdachte die aangaf dat de zaak pro forma behandeld zou worden, wat betekent dat de verdachte niet verplicht was om aanwezig te zijn. De Hoge Raad concludeert dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het oordeel dat de verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn, terecht is. Hierdoor is de bestreden uitspraak vernietigd en is de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De zaak betreft een beroep in cassatie van de verdachte, die werd bijgestaan door zijn advocaat N. Hendriksen. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de afstandsverklaring van de verdachte niet voldoende was om te concluderen dat hij zijn recht op aanwezigheid had opgegeven, vooral gezien de context van de kennisgeving van de AG. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een duidelijke motivering door het Hof bij het oordeel over afstand van aanwezigheidsrechten.

Uitspraak

26 september 2017
Strafkamer
nr. S 15/04528
AGE/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 september 2015, nummer 23/000247-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. Hendriksen, advocaat te Purmerend, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de verdachte afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 9 september 2015 houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"De voorzitter doet mededeling van een afstandsverklaring d.d. 9 september 2015, inhoudende de mededeling van de verdachte dat hij in de onderhavige zaak niet ter terechtzitting wenst te verschijnen.
De raadsman verzoekt het hof de behandeling van de zaak aan te houden (...)
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het aanhoudingsverzoek van de raadsman wordt afgewezen.
(...)
Het hof stelt vast dat het aanwezigheidsrecht van de verdachte in de onderhavige zaak niet in het geding is, nu de verdachte zelf ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dit recht getuige de afstandsverklaring die in het procesdossier is gevoegd."
2.3.
Het oordeel van het Hof dat de verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, berust op de grond dat "de verdachte zelf ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dit recht getuige de afstandsverklaring die in het procesdossier is gevoegd." Zonder nadere motivering die ontbreekt is dit oordeel niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat zich bij de stukken van het geding een aan de afstandsverklaring gehechte kennisgeving bevindt van de Advocaat-Generaal bij het Hof aan de verdachte inhoudende dat de strafzaak van de verdachte op genoemde zitting "pro forma (d.w.z. niet inhoudelijk)" behandeld zal worden en de verdachte niet aanwezig behoeft te zijn. Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven, en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, de vice-president J. de Hullu, en de raadsheren Y. Buruma, V. van den Brink en M.J. Borgers in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 september 2017.