ECLI:NL:HR:2017:2456

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2017
Publicatiedatum
22 september 2017
Zaaknummer
16/06057
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de vraag of pandrecht teniet is gegaan door het vervallen van de vordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoek tot faillissement door een pandhouder. De centrale vraag was of het pandrecht teniet was gegaan omdat de vordering waarvoor het pandrecht was gevestigd niet meer bestond. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.I. Kraaipoel, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 oktober 2016, waarin het insolventienummer C/09/16/460F was geregistreerd. Het hof had op 6 december 2016 een arrest gewezen in de zaak 200.201.608/01, dat aan de Hoge Raad was gehecht.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel waren aangevoerd, niet konden leiden tot cassatie. De raadsheren concludeerden dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van de verzoekster had hierop gereageerd met een brief op 13 juli 2017.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van het insolventierecht en de werking van pandrechten.

Uitspraak

22 september 2017
Eerste Kamer
16/06057
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. B.I. Kraaipoel,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/09/518276/FT RK 16/1996 met insolventienummer C/09/16/460F van de rechtbank Den Haag van 11 oktober 2016;
b. het arrest in de zaak 200.201.608/01 van het gerechtshof Den Haag van 6 december 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 13 juli 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
22 september 2017.