ECLI:NL:HR:2017:2449

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2017
Publicatiedatum
22 september 2017
Zaaknummer
16/04390
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigeningsrecht en vaststelling van schadeloosstelling door de rechtbank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende onteigeningsrecht en de vaststelling van schadeloosstelling. De Gemeente Oosterhout had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een hogere schadevergoeding was vastgesteld dan door deskundigen was geadviseerd. De rechtbank had in eerdere vonnissen, gedateerd 19 februari 2014, 19 maart 2014, 2 juli 2014 en 15 juni 2016, de schadevergoeding vastgesteld, waarbij het vonnis van 15 juni 2016 aan het arrest van de Hoge Raad was gehecht.

De verweerders in cassatie, die ook eisers in het incidenteel cassatieberoep waren, hebben hun klachten in het incidentele beroep gelijkgesteld aan die in het principale beroep. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk gevolgd, die tot verwerping van zowel het principaal als het incidenteel cassatieberoep had gestrekt. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet relevant waren voor de rechtsontwikkeling of rechtseenheid.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de Gemeente Oosterhout veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 396,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De kosten van het incidentele beroep werden begroot op nihil. Het arrest werd uitgesproken door vice-president C.A. Streefkerk en raadsheer G. de Groot, onder andere.

Uitspraak

22 september 2017
Eerste Kamer
16/04390
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
GEMEENTE OOSTERHOUT,
zetelende te Oosterhout,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.F. de Groot,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Gemeente en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak C/02/275959/HA ZA 14-50 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 februari 2014, 19 maart 2014, 2 juli 2014 en 15 juni 2016 verbeterd bij herstelvonnis van 3 augustus 2016.
Het vonnis van de rechtbank van 15 juni 2016 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van de rechtbank van 15 juni 2016 heeft de Gemeente beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] c.s. hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principaal en het incidenteel cassatieberoep.
De advocaat van de Gemeente en de advocaat van [verweerder] c.s. hebben ieder bij brief van 30 juni 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen en het verweer in het incidentele beroep gelijk zijn aan de middelen en het verweer in het cassatieberoep met zaaknummer 16/04403 en in die zaak een kostenveroordeling wordt uitgesproken, zullen de kosten van dit incidentele beroep worden begroot op nihil.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 396,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verweerder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
22 september 2017.