ECLI:NL:HR:2017:243

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
16/03431
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van het recht tot tenuitvoerlegging van een straf opgelegd door een buitenlandse rechter

In deze zaak gaat het om de verjaring van het recht tot tenuitvoerlegging van een straf die door een buitenlandse rechter is opgelegd. De Hoge Raad heeft op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een veroordeelde, die in Nederland een gevangenisstraf moest ondergaan naar aanleiding van een Bulgaars vonnis. De Republiek Bulgarije had op 4 september 2008 verzocht om de overdracht van de tenuitvoerlegging van een vonnis van 28 september 1992, waarbij de veroordeelde was veroordeeld tot zeventien jaren en zes maanden gevangenisstraf. De Nederlandse Rechtbank verleende op 22 juni 2016 verlof tot tenuitvoerlegging en legde de veroordeelde een gevangenisstraf op van 826 dagen, waarvan 720 dagen voorwaardelijk.

Tijdens de cassatieprocedure werd aangevoerd dat het recht tot tenuitvoerlegging naar Bulgaars recht was verjaard. De Hoge Raad oordeelde echter dat de verjaring van het recht tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende sanctie naar het recht van de veroordelende staat alleen relevant is tot het moment waarop die sanctie is omgezet naar het recht van de staat van tenuitvoerlegging. Aangezien de Nederlandse verjaringsregels van toepassing zijn, is het recht tot uitvoering van de door de Rechtbank opgelegde straf niet door verjaring vervallen. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak.

Uitspraak

14 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/03431 W
SG/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 22 juni 2016, nummer 18/810045-10, omtrent een verzoek van de Republiek Bulgarije tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing tegen:
[veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen. Daarbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat op de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak het Nederlandse recht, waaronder de Nederlandse verjaringsregels, van toepassing is en dat ingevolge die regels het recht tot uitvoering van de door Rechtbank opgelegde straf niet door verjaring is vervallen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 februari 2017.