Bij de beoordeling van het middel wordt het volgende vooropgesteld.
Artikel 4.21, lid 1, Wet IB 2001, voor zover hier van belang, omschrijft de verkrijgingsprijs van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen als de tegenprestatie bij de verkrijging vermeerderd met de ten laste van de verkrijger gekomen kosten.
Ingevolge artikel 4.25, lid 1, Wet IB 2001 wordt, indien een belastingplichtige in Nederland gaat wonen en hij op dat tijdstip aandelen in een vennootschap heeft, de verkrijgingsprijs van die aandelen evenwel gesteld op de waarde die op dat tijdstip in het economische verkeer aan die aandelen kan worden toegekend. Artikel 4.25, lid 1, Wet IB 2001 is niet van toepassing indien (i) de belastingplichtige voordien is opgehouden in Nederland te wonen (artikel 4.25, lid 2, Wet IB 2001), of (ii) het aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap betreft (artikel 4.25, lid 3, Wet IB 2001; tekst tot 1 januari 2016). Artikel 4.25, lid 4, Wet IB 2001 bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld inzake de verkrijgingsprijs voor onder meer de gevallen bedoeld in artikel 4.25, leden 2 en 3, Wet IB 2001.
In artikel 16, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit (tekst tot 1 januari 2016) is ter uitvoering van artikel 4.25, lid 4, Wet IB 2001 onder meer bepaald dat indien een belastingplichtige met een aanmerkelijk belang in Nederland gaat wonen en (i) de vennootschap waarop het belang betrekking heeft in Nederland is gevestigd of (ii) de belastingplichtige eerder in Nederland heeft gewoond, de verkrijgingsprijs van de tot dat belang behorende aandelen wordt gesteld op de verkrijgingsprijs als bedoeld in artikel 4.21 Wet IB 2001. Die verkrijgingsprijs wordt vervolgens vermeerderd of verminderd zoals aangegeven in de leden 2 en volgende van artikel 16 van het Uitvoeringsbesluit.
Ingevolge artikel 16, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit wordt de verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 Wet IB 2001 vermeerderd met de waardeaangroei van de aandelen boven die verkrijgingsprijs voor zover blijkt dat de belastingplichtige in verband met het gaan wonen in Nederland in het buitenland over die waardeaangroei een naar het inkomen geheven belasting heeft betaald die naar Nederlandse maatstaven redelijk is.
Ingevolge artikel 16, lid 3, van het Uitvoeringsbesluit wordt de verkrijgingsprijs volgens artikel 4.21 Wet IB 2001 vermeerderd met de waardeaangroei van de aandelen boven die verkrijgingsprijs voor zover deze aangroei blijkt te zijn ontstaan in een periode dat de belastingplichtige ter zake van die aandelen in Nederland niet belastingplichtig was en deze waardeaangroei niet is begrepen in de vermeerdering van de verkrijgingsprijs ingevolge artikel 16, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit.