Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
5.Beslissing
19 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte was veroordeeld voor een overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte, geboren in 1966, had een gevangenisstraf van twee weken opgelegd gekregen. De strafoplegging was gemotiveerd door het hof, dat stelde dat de aard en ernst van het feit, in combinatie met een uittreksel van de Justitiële Documentatie waaruit bleek dat de verdachte eerder voor hetzelfde feit was veroordeeld, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereisten. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de vaststelling dat de verdachte eerder was veroordeeld niet zonder meer begrijpelijk was, aangezien het uittreksel hiervoor geen steun bood. Hierdoor was de strafoplegging ontoereikend gemotiveerd.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze in zoverre opnieuw kon worden berecht en afgedaan. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak vond plaats op 19 september 2017, waarbij de raadsheren A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers betrokken waren, met S.P.J. Lugtenburg als waarnemend griffier.