Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
14 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een ontnemingsvordering die was ingesteld door het Openbaar Ministerie (OM) tegen de betrokkene, die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor verduistering. Het hof had in de ontnemingsprocedure de vordering van het OM afgewezen, omdat het vasthield aan een pleegdatum die in een stempelvonnis was vermeld. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte aan deze pleegdatum vasthield, aangezien het stempelvonnis inmiddels was vervallen. De Hoge Raad benadrukte dat de wet, met name artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering, bepaalt dat het stempelvonnis vervalt in bepaalde gevallen, en dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het toch van de pleegdatum in het stempelvonnis moest uitgaan. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Dit arrest onderstreept het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering bij het vaststellen van pleegdata in ontnemingsprocedures.