Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat J. Kuijper. De zaak betreft de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte, geboren in 1973. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot cassatie. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.