ECLI:NL:HR:2017:228

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
15/02258
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en bedrieglijke bankbreuk in de context van schuldsanering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1957, was beschuldigd van witwassen en bedrieglijke bankbreuk. De tenlastelegging omvatte onder andere het verwerven en omzetten van geldbedragen, die afkomstig waren uit misdrijf, in de periode van 1 januari 2004 tot en met 17 december 2009. Het hof had geoordeeld dat de verdachte geldbedragen had gewitwassen, die afkomstig waren uit een bewezenverklaarde bedrieglijke bankbreuk. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld en dat de bewezenverklaring van het witwassen niet onbegrijpelijk was. De verdachte had in de bewezen periode geldbedragen contant opgenomen en op de bankrekening van zijn zoon gestort, wat als 'omzetten' werd gekwalificeerd. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de uitspraak van het hof, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet had voldaan aan zijn informatieplicht in het kader van de schuldsanering. De uitspraak benadrukt de strikte handhaving van de regels rondom schuldsanering en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

14 februari 2017
Strafkamer
nr. S 15/02258
SG/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 8 mei 2015, nummer 24/000914-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het vierde middel

2.1.
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde witwassen.
2.2.1.
Aan de verdachte is - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - tenlastegelegd dat:
"1. hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 17 december 2009, te Wijhe, in de gemeente Olst-Wijhe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) een of meer geldbedrag(en) (in totaal 63.220,72 euro) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans (telkens) van die/dat geldbedrag(en) gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf;
2. hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2007 tot en met 17 december 2009 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, althans in Nederland, - telkens - tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
terwijl hij, verdachte, als natuurlijke persoon op 29 oktober 2007 in de WSNP is terechtgekomen en/of
terwijl hij, verdachte, bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 27 oktober 2009 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s),
(een) of meer bate(n) niet heeft/hebben verantwoord en/of één of meer goed(eren) aan de boedel heeft/hebben onttrokken, immers heeft verdachte en/of zijn mededaders in voornoemde periode (telkens) één of meer geldbedrag(en) (in totaal € 63.220,72 euro) buiten bereik en beheer van de (te benoemen) bewindvoerder en/of (te benoemen) curator gehouden."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"1. hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 29 oktober 2007 tot en met 17 december 2009, te Wijhe, in de gemeente Olst-Wijhe, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte telkens geldbedragen (in totaal 40.826,40 euro) voorhanden gehad, en omgezet, terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf;
2. hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 29 oktober 2007 tot en met 17 december 2009 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, terwijl hij, verdachte, als natuurlijke persoon op 29 oktober 2007 in de WSNP is terechtgekomen en
terwijl hij, verdachte, bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 27 oktober 2008 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s),
baten niet heeft verantwoord, immers heeft verdachte in voornoemde periode geldbedragen (in totaal € 62.241,40 euro) buiten bereik en beheer van de bewindvoerder en/of curator gehouden."
2.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 december 2009 (pagina 46-47 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven -
als verklaring van verdachte:
- V: vraag/opmerking verbalisanten, A: antwoord verdachte -
V: Het gaat over diverse stortingen op rekening van uw zoon. In 2008 is er 72.000 euro op de rekening van uw zoon gestort.
A: Ik heb geld overgehouden aan mijn echtscheiding. Er is wat heen en weer gesleept met het geld.
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 december 2009 (pagina 48-51 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven -
als verklaring van verdachte:
- V: = vraag A: = antwoord -
A: Het klopt dat ik in 2008 in de schuldhulpsanering heb gezeten.
A: Het heeft te maken met de scheiding en de verkoop van de woning.
V: Wanneer is de echtelijke woning verkocht?
A: Ergens in 2006. Dit gaat om de woning aan de [a-straat] .
V: Had u ook overwaarde?
A: Ja, die is verdeeld.
3. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 december 2009 (pagina 52-54 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Het verhaal is begonnen met een Leeuwrekening bij de Postbank gerelateerd aan mijn lopende rekening zijnde nummer [001] .
Toen de woning aan de [a-straat] is verkocht heeft mijn ex-vrouw het grootste deel van de overwaarde ontvangen. De woning is verkocht voor een bedrag van 333.000 euro. Het kan kloppen dat de totale overwaarde 126.182 euro was. Het geld van de Leeuwrekening is verrekend met het geld van de overwaarde. Ik heb dus het geld van de Leeuwrekening gehouden en mijn ex-vrouw heeft het grootste gedeelte van de overwaarde ontvangen.
Het geld van de Leeuwrekening stond inmiddels niet meer op de rekening van de Postbank. Het stond op een rekening van een andere bank. Het heeft op rekeningen van meerdere banken gestaan. Deze banken waren onder andere de ABN AMRO, SNS, Ak Bank en mogelijk de Fortis. Deze stonden volgens mij allemaal op naam van mijn zoon [betrokkene 1] .
Het geld dat begin 2008 in een week is gestort, is afkomstig van de Ak bank. Het klopt dat het geld daarna van de ene bank naar de andere bank is geschoven. Dit waren dus de rekeningen van [betrokkene 1] .
Ik weet dat er na mijn aanhouding een doorzoeking is geweest in mijn woning. Ook weet ik dat er tijdens die doorzoeking een geldbedrag van iets meer dan 20.000 euro is aangetroffen. Dit geld is afkomstig van geldopnames welke gedaan zijn bij de SNS. Ik heb dit geld opgenomen.
4. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 december 2009 (pagina 55-57 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven -
als verklaring van verdachte:
- V: = vraag A: = antwoord -
A: Rond januari 2008 heb ik de Ak spaarrekening opgeheven en zijn de spaartegoeden naar de tegenrekening overgeboekt.
V: Hoeveel geld is er van de Ak bank naar de SNS en de ABN AMRO gegaan?
A: Dit moet tussen de 60.000 en 70.000 euro zijn.
V: Wat is er met het geld gebeurd nadat het door de Ak bank giraal op de betreffende tegenrekening is gestort?
A: Ik heb toen het geld contant van de betreffende tegenrekening gehaald en heb het contant op de rekening van [betrokkene 1] gestort bij de ABN AMRO. Volgens een brief van mijn advocaat heb ik dit in vier keer gedaan. Dit kort achter elkaar in februari 2008.
5. Een in de wettelijk vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 december 2009 (pagina 67-73 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
V: Er is contant geld in uw woning aangetroffen. Waar lag volgens u dit geld?
A: Dit geld lag naast mijn bed en zat in een fototasje.
A: [betrokkene 1] doet op financieel gebied helemaal niets. Hij heeft dus ook nooit geld giraal overgemaakt van de ene naar de andere bank.
V: Beschikt u over een pinpas en pincode van de op uw zoons naam staande betaalrekeningen?
A: Ja, deze heb ik.
(...)
6. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 maart 2010 (pagina 130-133 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven -
als verklaring van verdachte:
V: Wat is de oorsprong van het geld dat we aantroffen op de bankrekening van [betrokkene 1] en bij u thuis contant?
A: De oorsprong van dat geld is spaargeld. De langste tijd heeft het op de Postbank op een Leeuwrekening zijnde een spaarrekening gestaan. Dat was in 2006 of 2007. Na de echtscheiding is het geld in de boedel verdeeld, daarna is het geld gaan zwerven. Dat klopt.
V: Hoeveel spaargeld had u op het moment dat u financieel van uw ex- vrouw ging scheiden?
A: Het spaargeld heb ik gehouden, dat is verrekend met mijn aandeel van de opbrengst van de verkoop van de woning. Ik denk dat het rond om de 60.000 euro moet zijn geweest. Het geld heeft een tijdje bij de ABN-AMRO gestaan, het heeft een tijdje bij een Turkse bank gestaan omdat daar de rente hoog was. Dat was de Ak bank. Vervolgens is het naar de SNS gegaan en een deel heb ik contant thuis gehouden.
A: De SNS rekening staat op naam van [betrokkene 1] . Ik heb het geld zeker opgenomen bij de ABN AMRO en toen waarschijnlijk gestort bij de SNS. Ik denk dat het ergens in 2007 is gebeurd.
V: Waar komt dit eigen vermogen vandaan?
A: Dat heb ik op de rekening van [betrokkene 1] gezet.
V: Klopt het dat dit bedrag verdeeld is over ongeveer 40.000 euro op de rekening van uw zoon, 22.000 euro geparkeerd bij de curator en dat er ongeveer 21.000 euro contant in uw woning was?
A: Dat klopt.
V: Wat heeft u tegen de curator gezegd m.b.t. de hoogte van uw eigen vermogen?
A: Daar is geen communicatie over geweest.
V: Was het u bekend dat u verplicht was de curator die inlichtingen te verstrekken waar hij om vroeg?
A: Ja, dat is mij medegedeeld. Dit is mij vanaf het begin al door het Budget Adviesbureau Deventer (BAD) medegedeeld.
7. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 december 2009 (pagina 165-169 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben geboren op [geboortedatum] 1992.
Ik woon samen met mijn vader. Ik woon aan de [b-straat 1] in Wijhe.
8. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 december 2009 (pagina 170-175 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
- V: = Vraag/opmerking verbalisanten, A: = Antwoord -
A: Ik heb een bankrekening van de SNS bank op mijn naam staan. Daar is het rekeningnummer [002] . Maar deze gebruik ik niet. Volgens mij staat er wel geld op. Er staat spaargeld op.
A: Volgens mij heeft mijn vader wel eens een keer gebruik van mijn rekening gemaakt.
A: Het geld wat op de rekening van de SNS staat, is geld van mijn vader. Niet van mij.
A: Ik weet wel dat er een groot bedrag op mijn rekening van de SNS staat.
V: Weet je dat er ook grote bedragen van de een naar de andere rekening ging?
A: Ja, dat wist ik wel. Mijn vader regelde dat allemaal. Het gaat ook steeds om geld van mijn vader.
V: Wat weet je van die rekening die op jouw naam heeft gestaan bij de AK BANK?
A: Dat zegt me wel wat. Volgens mij is dit een Turkse bank.
V: Wie maakte gebruik van deze rekening?
A: Mijn vader.
V: Van wie was dat geld?
A: Mijn vader. Mijn vader gebruikte de rekening en ik hielp hem dan met internet bankieren. Mijn vader besliste hoe en wat.
V: Heb je zelf wel eens grote bedragen van een van je rekeningen gehaald?
A: Ja. Ik heb dit wel eens alleen gedaan en soms ook wel met mijn vader.
V: In wiens opdracht?
A: In opdracht van mijn vader.
9. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 22 december 2009 (pagina 179-181 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 1] :
- V: Vraag/opmerking verbalisanten, A: Antwoord -
V: Is het jou bekend dat je vader in de schuldhulpsanering heeft gezeten?
A: Ja, dat weet ik. Ik dacht ook dat mijn vader failliet verklaard was.
A: Ik heb wel gevraagd aan mijn vader waarom wij in de schuldsanering zaten, terwijl wij geld hadden. Mijn vader vertelde mij toen, dat hij dat geld wilde bewaren voor mijn toekomst.
10. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 april 2010 (pagina 224-225 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2] :
Ik werd als bewindvoerder van [verdachte] benoemd. Op 7 november 2007 ben ik bij hem thuis geweest voor een huisbezoek. Bij het huisbezoek heb ik [verdachte] nogmaals uitgelegd wat de regels zijn waaraan hij zich in de schuldsanering moet houden.
Dit is hem tevens door de rechtbank uitgelegd en ook zijn die regels schriftelijk aan hem bekend gemaakt. [verdachte] heeft voor ontvangst hiervan getekend.
Kort samengevat komen de regels op het volgende neer:
1. Geen nieuwe schulden maken.
2. Werk zoeken.
3. De bewindvoerder voortdurend goed informeren.
Zowel de rechtbank als ikzelf hebben [verdachte] te kennen gegeven dat hij alle informatie ten behoeve van de schuldsanering moest verstrekken. Dus ook eventuele vermogensbestanddelen waarover hij beschikte.
Ik stel u een kopie van het beëindigingsvonnis van de rechtbank Zwolle ter beschikking. Hieruit blijkt dat [verdachte] op geen enkele manier aan het schuldsaneringstraject meewerkte.
Indien mij ter kennis was gekomen dat [verdachte] over vermogenscomponenten in de vorm van giraal- of contant geld beschikte, had ik ervoor gezorgd dat het geld in de boedel was terecht gekomen.
11. Een schriftelijk stuk, te weten een Aangifte terzake vermoedelijke faillissementsfraude d.d. 8 februari 2010, (pagina 385-387 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever [betrokkene 3] :
Ik ben bij vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 27 oktober 2008 benoemd tot curator in het faillissement van:
Naam: [verdachte]
Deze aangifte richt zich tegen:
Naam: [verdachte]
Hierbij doe ik aangifte terzake van vermoedelijke overtreding van:
Artikel 341 sub a onder 1° Wetboek van Strafrecht.
Toelichting:
Uit door de [verbalisant] (financieel rechercheur van de regiopolitie IJsselland, hierna: [verbalisant] ) aan mij verschafte informatie is het vermoeden gerezen dat [verdachte] voornoemd (hierna: [verdachte] ) zich in de periode van 29 oktober 2007 tot en met 8 februari 2010 goederen van substantiële omvang, althans enig goed, aan de boedel heeft onttrokken en thans nog steeds onttrekt.
Op [verdachte] is op 29 oktober 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad de WSNP van toepassing verklaard.
Deze schuldsanering is op 27 oktober 2008 tussentijds beëindigd, omdat [verdachte] niet voldeed aan zijn informatieplicht, niet de juiste afdrachten aan de boedel deed en nieuwe schulden had laten ontstaan. In appèl is dit beëindigingsvonnis bekrachtigd.
Op 12 januari 2010 deelde [verbalisant] mij mede dat [verdachte] in december (het hof leest) 2009 in verzekering was gesteld (en later in bewaring), op verdenking van witwassen. Tevens was er in de woning van [verdachte] circa € 21.000,- aan contanten in beslag genomen en was er conservatoir beslag gelegd op een tegoed van circa € 41.000,- op de rekening van de minderjarige zoon van [verdachte] , [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) bij de SNS-bank.
Gezien het voorgaande lijkt evident dat [verdachte] een totaalbedrag van circa € 62.000,- aan activa voor (eerst) zijn bewindvoerder en (vervolgens) zijn curator heeft verzwegen.
Dat een en ander geschiedde ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers blijkt uit de volgende omstandigheden:
- [verdachte] heeft voor zover mij bekend geen enkele plausibele verklaring voor zijn handelwijze.
- [verdachte] beschikt over (een) eigen bankrekening(en) en had het geld dus op zijn eigen bankrekening kunnen storten, of op de boedelrekening t.n.v. de curator.
- [verdachte] heeft aan mij medegedeeld dat hij wel over middelen zou kunnen beschikken om een schuldenakkoord te financieren.
- [verdachte] heeft 2½ jaar de tijd gehad om aan ofwel zijn bewindvoerder ofwel zijn curator te melden dat hij beschikte over een aanzienlijke hoeveelheid geld, doch hij heeft dit nagelaten.
12. Een schriftelijk stuk, te weten een verdachte betreffend vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, d.d. 27 oktober 2008 van de sector civiel met insolventienummer: 07/1087 R (pagina 228-203 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), waaruit onder meer blijkt dat bij vonnis van dezelfde kamer van 29 oktober 2007 de definitieve schuldsaneringsregeling is uitgesproken ten aanzien van verdachte, de toepassing van de schuldsaneringsregeling per eerstgenoemde datum tussentijds beëindigd wordt en verdachte in staat van faillissement zal verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
13. Een schriftelijk stuk, te weten een verdachte betreffend arrest van het Gerechtshof Arnhem, locatie Leeuwarden, d.d. 18 december 2008 met zaaknummer 200.017.355 (pagina 240-244 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), waaruit onder meer blijkt dat het (hiervoor genoemde) vonnis van 27 oktober 2008 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, wordt bekrachtigd.
14. Een schriftelijk stuk, te weten een proces-verbaal opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 5 september 2010 (pagina 516 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisant:
In het kader van het Strafrechtelijk onderzoek contra de verdachte:
[verdachte] ,
verklaar ik het volgende:
Op 17 december 2009 heb ik beslag gelegd op het saldo van de volgende door [betrokkene 1] bij de SNS bank gehouden bankrekeningen:
• Rekening [003] en rekening [002] ten name van [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1992.
15. Een schriftelijk stuk, te weten een gegevensoverzicht van het rekeningnummer [003] bij de SNS Bank op naam van [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1992 (pagina 555 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), waaruit onder meer blijkt dat het saldo op dit rekeningnummer op 30 november 2009 € 39.554,96 bedroeg.
16. Een schriftelijk stuk, te weten een gegevensoverzicht van het rekeningnummer [002] op naam van [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1992 (pagina 556 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), waaruit onder meer blijkt dat het saldo op dit rekeningnummer op 30 november 2009 € 1.271,44 bedroeg.
17. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van Relaas van inbeslagneming d.d. 22 december 2009 (pagina 522-525 van Onderzoek Florijn, proces-verbaalnummer 2009084864), inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van verbalisant:
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek onder de naam FLORIJN werd een doorzoeking gedaan ter inbeslagneming in een woning. Op donderdag 17 december 2009, werd op één locatie een doorzoeking gedaan. De woning is in dit proces-verbaal aangeduid met de objectcode A.
De locatie:
1. [b-straat 1] te Wijhe A
OBJECTCODE A: [b-straat 1] .
De woning wordt bewoond door de verdachte genaamd:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte]
Beslag ten behoeve van bewijsvoering:
In de woning zijn onder diverse nummers onder andere administratieve bescheiden in beslag genomen.
Beslag ten behoeve van verbeurd verklaring:
21.415,-- euro briefgeld, is in beslag genomen onder nummer: A.05.04.01.
(...)"
2.2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van deze bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Aanvullende bewijsoverweging ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde:
Het enkel voorhanden hebben van de gelden die contant in de woning van verdachte zijn aangetroffen (totaal 21.415 euro), terwijl vast staat dat deze afkomstig zijn uit een door verdachte begaan misdrijf, zonder dat dat voorhanden hebben heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst, kan niet als witwassen worden gekwalificeerd. Dit is anders ten aanzien van de op de bankrekeningen op naam van de zoon van verdachte aangetroffen geldbedragen (totaal 40.826,40 euro).
De hierboven weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen levert op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, zoals in het arrest is vermeld."
2.3.
Art. 420bis, eerste lid aanhef en onder b, Sr luidt:
"Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie:
(...)
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf."
2.4.
De in de tenlastelegging en de bewezenverklaring onder 1 voorkomende termen "omzetten" en "afkomstig uit enig misdrijf" zijn klaarblijkelijk gebezigd in de betekenis die daaraan toekomt in art. 420bis, eerste lid aanhef en onder b, Sr.
2.5.1.
Het middel klaagt ten eerste over het oordeel van het Hof dat de in de bewezenverklaring onder 1 vermelde geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf, meer in het bijzonder het onder 2 bewezenverklaarde misdrijf van bedrieglijke bankbreuk.
2.5.2.
Deze klacht faalt. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de genoemde geldbedragen niet zijn verantwoord aan achtereenvolgens de bewindvoerder en de curator en daarmee buiten het bereik en beheer van de bewindvoerder en de curator zijn gehouden. Het daarin besloten liggende oordeel dat die geldbedragen derhalve kunnen worden aangemerkt als afkomstig uit enig misdrijf als bedoeld in art. 420bis, eerste lid aanhef en onder b, Sr, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daaraan doet niet af, anders dan het middel betoogt, dat de in de bewezenverklaring onder 2 (bedrieglijke bankbreuk) vermelde pleegperiode samenvalt met de in de bewezenverklaring onder 1 (witwassen) vermelde pleegperiode.
2.6.1.
Het middel klaagt voorts dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte de in de bewezenverklaring onder 1 vermelde geldbedragen heeft "omgezet".
2.6.2.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte de genoemde geldbedragen van de ene naar de andere bank heeft "geschoven" en dat hij in de periode die is vermeld in de bewezenverklaring onder 1, het geld contant heeft opgenomen en het op een op naam van zijn zoon staande bankrekening heeft gestort. Gelet hierop getuigt het oordeel van het Hof dat de verdachte de genoemde geldbedragen heeft omgezet als bedoeld in art. 420 bis, eerste lid aanhef en onder b, Sr, niet van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is voorts niet onbegrijpelijk.
2.7.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 februari 2017.