ECLI:NL:HR:2017:2271

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
16/06116
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over afwijzing verzoek tot aanhouding van voorlopig getuigenverhoor en proces-verbaal aanpassing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoek tot aanhouding van een voorlopig getuigenverhoor, waarbij de vraag centraal staat of de afwijzing van dit verzoek onder het rechtsmiddelverbod van artikel 188 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) valt. Daarnaast wordt de weigering tot aanpassing van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep besproken. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die relevant zijn voor het verloop van het geding.

De verzoekers, bestaande uit meerdere natuurlijke personen en rechtspersonen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof van 18 oktober 2016. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de verzoekers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van de verweerder zijn begroot op een totaalbedrag van € 2.653,07. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

8 september 2017
Eerste Kamer
16/06116
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [verzoekster 1] ,
gevestigd te [plaats] ,
2. [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [verzoeker 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
4. [verzoeker 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
5. B&S HOLLAND TRADING GROUP B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
6. B&S INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
7. B&S INVESTMENT B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
8. [verzoeker 8] ,
wonende te [woonplaats] , België,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
WARBURG-HIH INVEST REAL ESTATE GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en Warburg.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak C/13/587986 / HA RK 15-167 van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2015 en in de zaak C/18/161322 / HA RK 15-377) van de rechtbank Noord-Nederland van 22 februari 2016;
b. de beschikking in de zaak 200.186.985/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 oktober 2016.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof van 18 oktober 2016 en de beslissing van het hof zoals bevestigd en neergelegd in een brief van de rolraadsheer van 23 november 2016 hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Warburg heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping. De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 16 juni 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Warburg begroot op € 853,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 september 2017.