Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
5 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal, waarbij hij op 15 december 2014 te Leiden een stroomkabel had weggenomen van een bouwterrein. De verdachte had zich toegang verschaft tot het terrein door middel van inklimming. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de toegang tot de plaats des misdrijfs door inklimming niet voldoende was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van deze onderdelen van het hoger beroep.
De advocaat van de verdachte, J.Y. Taekema, had in de schriftuur een middel van cassatie voorgesteld, dat door de Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken werd ondersteund. De Hoge Raad concludeerde dat de motivering van de bewezenverklaring ontoereikend was, omdat de feiten en omstandigheden niet zonder meer konden leiden tot de conclusie dat de verdachte zich de toegang tot het terrein had verschaft door inklimming. De Hoge Raad benadrukte het belang van een zorgvuldige motivering bij de bewezenverklaring van strafbare feiten, vooral in gevallen van gekwalificeerde diefstal, waar de omstandigheden van de toegang tot de plaats delict cruciaal zijn voor de beoordeling van de strafbaarheid.