ECLI:NL:HR:2017:2259

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
16/02467
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring van gekwalificeerde diefstal door ontoereikende motivering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal, waarbij hij op 15 december 2014 te Leiden een stroomkabel had weggenomen van een bouwterrein. De verdachte had zich toegang verschaft tot het terrein door middel van inklimming. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de toegang tot de plaats des misdrijfs door inklimming niet voldoende was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van deze onderdelen van het hoger beroep.

De advocaat van de verdachte, J.Y. Taekema, had in de schriftuur een middel van cassatie voorgesteld, dat door de Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken werd ondersteund. De Hoge Raad concludeerde dat de motivering van de bewezenverklaring ontoereikend was, omdat de feiten en omstandigheden niet zonder meer konden leiden tot de conclusie dat de verdachte zich de toegang tot het terrein had verschaft door inklimming. De Hoge Raad benadrukte het belang van een zorgvuldige motivering bij de bewezenverklaring van strafbare feiten, vooral in gevallen van gekwalificeerde diefstal, waar de omstandigheden van de toegang tot de plaats delict cruciaal zijn voor de beoordeling van de strafbaarheid.

Uitspraak

5 september 2017
Strafkamer
nr. S 16/02467
KD/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 4 mei 2016, nummer 22/002516-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij op 15 december 2014 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bouwterrein (nabij de Molenstraat) heeft weggenomen een stroomkabel, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"7. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 8 juni 2015 verklaard - zakelijk weergegeven - :
U vraagt mijn reactie op het verwijt dat mij ten aanzien van feit 4 wordt gemaakt. Ik heb de kabels langs de straat gezien en die heb ik meegenomen.
8. Een proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 15 december 2014 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014323843-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 3-4):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 15 december 2014 zagen wij te Leiden een man rijden met zijn fiets. Aan het stuur van de man hing een grote witte tas.
Wij gaven de man een stopteken waaraan hij voldeed.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , kreeg van de man een geldig legitimatiebewijs, op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats]. Ik zag dat er een krachtstroomkabel uit de tas hing. Ik hoorde [verdachte] zeggen "ik heb die kabel gevonden bij de Willem de Zwijgerlaan te Leiden. Ik dacht ik neem hem maar mee voordat iemand anders dat doet".
9. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2014 van de politie eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014323843-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 6):
Op 15 december 2014 bevond ik mij rond 05:15 uur op de bouwplaats gelegen tussen Marnixstraat, Molenstraat en Limburg Stierumstraat te Leiden.
Dit terrein is rondom afgezet met hekwerk. Dit hekwerk zag ik schuin achter perceel Molenstraat [...] , 10 meter na de kruising Molenstraat met de Mauritsstraat, geopend. Ik betrad via deze opening daarop dit terrein en zag onder meer diverse stroomstations waaruit meerdere krachtstroomkabels kwamen.
Bij mij werd kort daarvoor de verdachte [verdachte] voorgeleid. Ik had gezien dat deze bij diens aanhouding onder meer zand aan zijn handschoenen en overige kleding had zitten. Ook zag ik dat hij in het bezit was van een krachtstroomkabel. Aan deze kabel zag ik ook zand zitten. Vergelijkbare kabels zag ik op voornoemd bouwterrein liggen. Bij het stroomstation nabij de groene betonmolen zag ik nu in het zand de afdruk van een 'opgerolde' kabel en een stuk kabel daar vandaan richting de betonmolen lopen."
2.3.
Aangezien de bewezenverklaring onder 4, voor zover inhoudende dat de verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is vastgesteld op 29 augustus 2017 en gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 september 2017.