Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
5 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 3 februari 2016 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1961. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat O.J. Much uit Rotterdam. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 5 september 2017 uitspraak gedaan.
De Hoge Raad oordeelt dat het middel van cassatie niet kan leiden tot cassatie. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte. Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.