Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het Hof het volgende overwogen:
"Op 15 april 2008 troffen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de gewelvenkelder (hierna ook: ruimte 1) van de woning van de verdachte aan de [a-straat 1] te Nederweert oogstrijpe hennepplanten en een gebruiksklare inrichting voor de teelt van hennep aan. De verbalisanten zagen onder meer dat boven de planten assimilatielampen waren aangebracht en dat die lampen brandden. Voorts zagen de verbalisanten dat de elektriciteitskabels van deze lampen naar een paneel liepen waarop voorschakelapparaten (transformatoren) waren gemonteerd, dat de elektriciteitskabels op de voorschakelapparaten waren aangesloten, dat van de voorschakelapparaten elektriciteitskabels naar een schakel- en verdeelinrichting liepen en dat de elektriciteitskabels van de schakel- en verdeelinrichting in stopcontacten waren gestoken. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat in de gewelvenkelder 153 hennepplanten aanwezig waren, die gemiddeld 65 centimeter hoog waren. Uit een representatief aantal hennepplanten knipte verbalisant [verbalisant 1] een top, die hij verpakte ten behoeve van een NIT-test.
De verdachte werd op 15 april 2008 om 09.30 uur aangehouden wegens vermoedelijke overtreding van de Opiumwet en overgebracht naar het politiebureau te Weert, waar hij om 9.45 uur aankwam.
Op 15 april 2008, omstreeks 10.00 uur, vernam verbalisant [verbalisant 1] van een medewerker van Essent dat hem was opgevallen dat, nadat de stroomvoorziening van de hennepkwekerij in de gewelvenkelder was uitgeschakeld, de elektriciteitsafname hoog bleef. Voorts vernam verbalisant [verbalisant 1] van deze Essent-medewerker dat men zag dat een grijze elektriciteitsbuis naar de nieuw aangebouwde keuken liep.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft daarop telefonisch contact opgenomen met de verdachte in het politiebureau te Weert en de verdachte gevraagd of er nog een hennepkwekerij in zijn woning was daar er nog steeds een hoge stroomafname was. Verbalisant [verbalisant 1] hoorde dat de verdachte daarop zei: "Als je de ondergrondse garage inloopt dan staat er rechts in de hoek een witte kast. Achter deze kast zit een luik met een schuifje erop. Achter dit luik zit een hennepkwekerij."
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen vervolgens in de ondergrondse garage een witte kast staan. De verbalisanten zagen achter die kast een luik en achter dat luik zagen de verbalisanten een verborgen ruimte (hierna ook: ruimte 2) waarin oogstrijpe hennepplanten stonden. De verbalisanten zagen onder meer dat boven de planten assimilatielampen waren aangebracht en dat die lampen brandden. Voorts zagen de verbalisanten dat de elektriciteitskabels van deze lampen naar een paneel liepen waarop voorschakelapparaten (transformatoren) waren gemonteerd, dat de elektriciteitskabels op de voorschakelapparaten waren aangesloten, dat van de voorschakelapparaten elektriciteitskabels naar een schakel- en verdeelinrichting liepen en dat de elektriciteitskabels van de schakel- en verdeelinrichting in stopcontacten waren gestoken. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat in de ruimte 210 hennepplanten aanwezig waren, die gemiddeld 65 centimeter hoog waren. Uit een representatief aantal hennepplanten knipte verbalisant [verbalisant 1] een top, die hij verpakte ten behoeve van een NIT-test.
(...)
Verkopen van hennep (feit 2 sub b)
Zoals hiervoor is overwogen troffen de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 15 april 2008 in de gewelvenkelder onder de woning van de verdachte en in een verborgen ruimte onder de nieuw aangebouwde keuken van die woning in werking zijnde hennepkwekerijen aan, waarin op dat moment 363 hennepplanten stonden, die alle gemiddeld 65 centimeter hoog waren.
Op grond van algemene ervaringsregels heeft te gelden dat de kweekcyclus van hennepplanten gemiddeld tien weken beslaat: de groei- en bloeitijd duurt gemiddeld negen weken; daarnaast wordt rekening gehouden met een week leegstand voor het oogsten en opruimen van de oude planten en het inrichten van de kwekerij met nieuwe plantenstekken (bron: het rapport 'Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht' van het Bureau Ontnemingswetgeving van het Openbaar Ministerie van 1 november 2010, hierna ook: het BOOM-rapport).
Op grond van de door de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 25 maart 2011 afgelegde verklaring dat hij vanaf september 2007 is begonnen met het telen van hennepplanten - waarbij het hof er in het voordeel van de verdachte vanuit zal gaan dat de eerste teelt pas aan het einde van die maand aanving - en gelet op de hiervoor vermelde gemiddelde duur van de kweekcyclus van hennepplanten kan naar het oordeel van het hof redelijkerwijs worden aangenomen dat er twee voltooide kweekcycli zijn geweest (de eerste van eind september tot en met medio december 2007 en de tweede van medio december 2007 tot en met eind februari 2008) en dat eind februari 2008 is begonnen met de teelt van de hennepplanten die op 15 april 2008 in de woning van de verdachte werden aangetroffen. Deze aanname vindt steun in het gegeven dat laatstbedoelde hennepplanten op 15 april 2008 gemiddeld 65 centimeter hoog waren.
Gezien de wijze van inrichting van de in de woning van de verdachte aangetroffen hennepkwekerijen, zoals door de verbalisanten omschreven, en gelet op de hoeveelheid daarin aanwezige hennepplanten (363 stuks) kan naar het oordeel van het hof als vaststaand worden aangenomen dat in de woning van de verdachte min of meer bedrijfsmatig, doch in ieder geval met een zekere mate van professionaliteit op grote schaal hennep werd geteeld. Naar het oordeel van het hof kan in het algemeen worden verondersteld dat het op deze wijze telen van dergelijke hoeveelheden hennepplanten geschiedt met het doel de hennep te verkopen.
In deze zaak is niet gebleken dat de hennepplanten werden geteeld met een ander doel dan het verkopen van de geoogste hennep. Het hof acht dan ook - anders dan door de verdediging is bepleit - bewezen dat de verdachte in de periode van september 2007 tot medio maart 2008 meermalen hennep heeft verkocht.
Naar het oordeel van het hof ging het daarbij telkens om meer dan 500 gram hennep, en aldus steeds "een grote hoeveelheid van het middel" als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet.
Het hof komt tot deze conclusie op grond van het gegeven dat in de woning van de verdachte op 15 april 2008 363 hennepplanten werden aangetroffen, terwijl niet is gebleken van aanwijzingen waaruit zou kunnen volgen dat de verdachte in de periode van 1 september 2007 tot en met medio maart 2008 telkens minder dan 200 hennepplanten heeft geteeld en geoogst, alsmede op grond van het in het hiervoor genoemde BOOM-rapport neergelegde uitgangspunt dat de gemiddelde opbrengst van één hennepplant 28,2 gram hennep bedraagt."