Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Beoordeling van de middelen voor het overige
5.Beslissing
14 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1971, had in de periode van 18 oktober 2005 tot en met 21 december 2010 een uitkering op basis van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Hij heeft opzettelijk nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en de gemeente Eindhoven, met name over zijn eigendom van een garagebox. De verdachte was zich ervan bewust dat deze informatie van belang was voor zijn recht op uitkering.
De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of de inlichtingenverplichting van artikel 17, eerste lid, WWB van toepassing was op de kadastrale gegevens van de garagebox, die als authentiek aangemerkte gegevens zouden kunnen gelden. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de verdachte onjuist was, omdat de ministeriële regeling die deze gegevens als authentiek zou aanmerken, ten tijde van het bewezenverklaarde nog niet was vastgesteld. Dit betekent dat de verdachte verplicht was om de relevante informatie te verstrekken.
Daarnaast werd er in de zaak ook een klacht ingediend over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelde dat deze termijn inderdaad was overschreden, maar besloot dat er geen rechtsgevolg aan deze overschrijding verbonden zou worden, gezien de opgelegde taakstraf en de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de verdachte.