ECLI:NL:HR:2017:22

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
14/03099
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over oplichting via Marktplaats met gebruik van verdichtsels

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van oplichting door middel van een samenweefsel van verdichtsels via advertenties op Marktplaats. De verdachte had verschillende personen, waaronder [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 6], bewogen tot de afgifte van geldbedragen door hen te laten geloven dat zij laptops en ademautomaten zouden ontvangen na betaling. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof dat de verdachte [betrokkene 4] had bewogen tot afgifte van een geldbedrag niet zonder meer begrijpelijk was. De Hoge Raad sprak de verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging, maar handhaafde de veroordeling voor de overige feiten. De Hoge Raad oordeelde ook dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes maanden naar vijf maanden en één week. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering in oplichtingszaken en de bescherming van de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

10 januari 2017
Strafkamer
nr. S 14/03099
AJ/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 28 mei 2014, nummer 21/001934-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.C. Huisman, advocaat te Deventer, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer over de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 06-068289-11 tenlastegelegde.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"Zaak met parketnummer 06-068289-11
hij in de periode 25 februari 2010 tot en met 27 oktober 2010 in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
- [betrokkene 1] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 3550 euro) en
- [betrokkene 2] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 275 euro) en
- [betrokkene 3] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 299 euro) en
- [betrokkene 4] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 315 euro)
hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide aanbieder van laptops en een notebook en ademautomaat en
- een advertentie op marktplaats.nl geplaatst waarin hij, verdachte, (8) laptops en een notebook (compaq presario) en ademautomaat te koop aanbood en
- verteld/gezegd dat als het bedrag was overgemaakt op rekeningnummer [001] of contant wordt betaald hij, verdachte, de goederen zou opsturen,
waardoor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Zaak met parketnummer 06-068320-11 (gevoegd):
hij in de periode 20 januari 2011 tot en met 16 februari 2011 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 5] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 155 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide aanbieder/eigenaar van een ademapparaat en
- een advertentie op marktplaats.nl geplaatst waarin hij, verdachte, een ademapparaat te koop aanbood voor het bedrag van 180 euro en
- de volgende naam van de aanbieder opgegeven:
[A] , althans een andere naam dan de naam van verdachte en
- (toe)gezegd (per mail) dat als 155 euro op rekeningnummer [002] van de Rabobank zou worden overgemaakt, dat hij, verdachte, het ademapparaat zou opsturen, waardoor [betrokkene 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Zaak met parketnummer 06-068333-11 (gevoegd):
hij in de periode 29 november 2010 tot en met 9 december 2010 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [betrokkene 6] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 457 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide aanbieder/eigenaar van een ademapparaat en
- een advertentie op marktplaats.nl geplaatst waarin hij, verdachte, een ademautomaat te koop aanbood voor het bedrag van 125 euro en
- de volgende naam van de aanbieder opgegeven:
[A] , althans een andere naam dan de naam van verdachte en
- (toe)gezegd dat als 457 euro op rekeningnummer [001] van de ABN-AMRO zou worden overgemaakt, dat hij, verdachte, de ademautomaten zou opsturen, waardoor [betrokkene 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"Ter zake van het onder parketnummer 06-068289-11 bewezenverklaarde:
(...)
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage van het proces-verbaal, genummerd PL062B 2011001483-9) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 4] :
Op donderdag 25 februari 2010 zag ik op marktplaats.nl een advertentie van een laptop van het merk
Compaq Presario staan. De vraagprijs was 299 euro. De aanbieder was [verdachte] . Het telefoonnummer 06- [003] stond in de advertentie vermeld. Ik heb dat telefoonnummer gebeld en kreeg toen ene [verdachte] aan de telefoon. Wij kwamen tot de overeenkomst dat ik 299 euro zou overmaken op rekeningnummer [001] t.n.v. [verdachte] en dat hij dan de laptop zou opsturen. Tot op heden, te weten 28 april 2010, heb ik nog niets ontvangen. Ik heb in de tussentijd wel regelmatig contact met die [verdachte] gehad. Door de telefoon was hij heel vriendelijk, toegankelijk en begaan. Hij had allerlei geloofwaardige verhalen. Er zou iets misgegaan zijn met de post. De pakketten zouden kwijt zijn. [verdachte] zou de onkosten vergoed krijgen en ons ook schadeloos stellen. Van al deze verhalen is niets terecht gekomen. Ik heb nooit een laptop ontvangen en heb ook geen geld teruggestort gekregen.
Overweging hof: in de bewezenverklaring zijn ten aanzien van aangevers [betrokkene 4] en [betrokkene 3] per abuis de door de aangevers aan verdachte betaalde bedragen verwisseld. In het geval van [betrokkene 3] gaat het dus om een bedrag van € 315.00 (en niet € 299,00) en in het geval van [betrokkene 4] om een bedrag van € 299,00 (en niet € 315.00).
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een informatiebericht d.d. 28 september 2010 van ABN AMRO Bank NV (als bijlage van het proces-verbaal, genummerd PL062B 2011001483-9) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:
In navolging van de vordering op grond van artikel 126nc van het Wetboek van Strafvordering d.d. 27 september 2010, doe ik u hierbij informatie toekomen behorende bij het rekeningnummer [001] :
[verdachte] Geboortedatum: [geboortedatum] 1968
[adres] Geslacht: Man.
[adres]
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage van het proces-verbaal, genummerd PL062B 2011001483-9) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Eind van de maand augustus van het jaar 2010 had ik op marktplaats.nl een advertentie geplaatst waarin ik laptops te koop aanbood. Op dat moment had ik de laptops nog niet in mijn bezit.
Naar aanleiding van mijn advertentie op marktplaats.nl hebben meerdere personen zich bij mij gemeld. Bij deze personen zat ook [betrokkene 1] uit Apeldoorn. Hij gaf te kennen ook laptops bij mij te willen bestellen. Ik heb zaken met hem gedaan. In totaal heb ik een bedrag van 3.550 euro ontvangen van [betrokkene 1] . Naast [betrokkene 1] had [betrokkene 2] één laptop ter waarde van 275 euro besteld.
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage van het proces-verbaal, genummerd PL062B 2011001483-9) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
[betrokkene 4] had bij mij een laptop besteld voor de prijs van 299 euro. Zij had dit geld overgemaakt op mijn bankrekeningnummer, te weten: [001] van de ABN-AMRO. [betrokkene 3] had via marktplaats.nl twee ademautomaten bij mij besteld. Helaas kon ik deze niet leveren.
10. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 14 mei 2014 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik tegen [betrokkene 4] heb gezegd dat er pakketjes waren kwijtgeraakt bij de post. [betrokkene 4] wilde weten waar de goederen bleven. Ik kon haar niet uitleggen hoe de zaken er op dat moment voor stonden, dus verzon ik dat de pakketjes bij de post waren kwijtgeraakt."
2.2.3.
Ten aanzien van de bewezenverklaring heeft het Hof voorts het volgende overwogen:
"De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte nimmer het opzet heeft gehad op oplichting van de in de tenlastelegging genoemde personen. Verdachte handelde heel veel op/via internet en heeft met heel veel mensen zonder problemen zaken gedaan. Hij heeft grotendeels onder eigen naam en met vermelding van eigen gegevens reguliere overeenkomsten met aangevers gesloten. Hij wist niet tevoren dat hij niet zou kunnen leveren. Het probleem was dat de leverancier van verdachte, ene [betrokkene 7] , zijn verplichtingen jegens verdachte niet nakwam. Verdachte, die de inmiddels door aangevers betaalde koopprijs had doorbetaald aan [betrokkene 7] , kon daardoor niet leveren en bij gebrek aan financiële middelen in een aantal gevallen ook de koopprijs niet terugbetalen. De verdediging wijst er op dat verdachte uit eigen beweging de koopprijs aan aangevers [betrokkene 3] en [betrokkene 4] heeft terugbetaald.
Aangever heeft inderdaad bij het zaken doen met aangevers [betrokkene 5] en [betrokkene 6] niet onder eigen naam zaken gedaan, maar er bestaat volgens de verdediging geen causaal verband tussen het gebruik van die andere naam ( [A] ) en de totstandkoming van die bewuste overeenkomsten met [betrokkene 5] en [betrokkene 6] .
Het hof verwerpt de verweren van verdachte en overweegt daartoe het volgende.
Het hof gaat van de volgende feiten uit.
Verdachte heeft via internet koopovereenkomsten gesloten met aangevers [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [betrokkene 6] . In geen van de gevallen heeft verdachte geleverd wat was overeengekomen: sterker nog, er heeft in het geheel geen levering van de verkochte en door aangevers/kopers betaalde goederen door verdachte plaats gevonden.
De reden die verdachte daarvoor heeft gegeven, te weten dat zijn eigen leverancier telkens niet aan hem, verdachte, leverde, acht het hof niet aannemelijk. Daarbij is allereerst van belang dat verdachte pas ter zitting van het hof op 14 mei 2014 de naam van die bewuste leverancier heeft willen noemen. Zelfs het begin van enige feitelijke onderbouwing van de stelling van verdachte dat hij met [betrokkene 7] was overeengekomen dat die hem de in de tenlastelegging genoemde en door verdachte aan aangevers genoemde goederen zou leveren ontbreekt. Verdachte heeft evenmin betalingsbewijzen van zijn betalingen aan [betrokkene 7] overgelegd. Dat verdachte in de zaken van aangevers daadwerkelijk zaken met [betrokkene 7] zou hebben gedaan en dat diens wanpresteren voor verdachte de onmogelijkheid van het leveren van de aan aangevers verkochte goederen heeft teweeg gebracht, acht het hof, bij gebreke van enige feitelijke onderbouwing daarvan, niet aannemelijk geworden. In dit verband overweegt het hof nog dat de overeenkomsten met de 6 aangevers over een langere periode tot stand zijn gekomen. Het is, indien verdachte daadwerkelijk met [betrokkene 7] zaken zou hebben gedaan, onwaarschijnlijk en ook onaannemelijk dat hij dat bleef doen terwijl [betrokkene 7] kennelijk telkens niet leverde.
De bewuste goederen zouden afkomstig zijn uit faillissementen, maar wie de curator was in die faillissementen kan verdachte niet aangeven.
Daar komt bij dat verdachte in de contacten met een aantal aangevers allerlei gefingeerde redenen voor of in verband met het niet leveren van de door aangevers gekochte goederen heeft gegeven. Zo heeft verdachte, terwijl hij dus de verkochte goederen helemaal niet voorhanden had gehad, tegen aangever [betrokkene 4] verteld dat er iets mis was met de post en dat de pakketten kwijt zouden zijn. Tegen aangever [betrokkene 3] heeft verdachte in strijd met de waarheid gezegd dat [betrokkene 3] nog even moest wachten en dat hij, verdachte, het verkochte goed had opgestuurd en dat het onderweg was. Dit terwijl hij het verkochte goed helemaal niet in zijn bezit had of had gehad. Dat hij dit deed, zoals verdachte ter zitting van het hof heeft verklaard, "om tijd te winnen" acht het hof in het licht van alle omstandigheden totaal ongeloofwaardig. In de zaak met aangever [betrokkene 1] heeft [betrokkene 1] op enig moment, toen levering uitbleef, tijdens een ontmoeting met verdachte aan hem gevraagd of hij de curator wilde bellen om het track & trace-nummer van de zending van de verkochte goederen te achterhalen. Verdachte is toen naar buiten gelopen om te bellen en zei bij terugkomst dat de curator dat nummer niet bij de hand had, maar dat het op zijn kantoor lag. Het hof wijst er in deze op dat verdachte ter zitting heeft verklaard niet de naam van de curator te weten. Het is daarom niet aannemelijk dat verdachte tijdens de bewuste ontmoeting met [betrokkene 1] met die curator zou hebben gebeld en het hof kan niet anders dan concluderen dat verdachte ook ten opzichte van [betrokkene 1] zich bediend heeft van een verzinsel om te verhullen dat hij de aangeboden en verkochte goederen helemaal niet in zijn bezit had of kon leveren. Daar komt nog bij dat verdachte tijdens een later plaats gevonden hebbend telefoongesprek op een vraag van [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij het track & trace-nummer niet kon geven en dat hij het moest onderzoeken en in contact was met TNT. Dit alles dus in strijd met de waarheid, want, het zij herhaald, verdachte had de bewuste goederen helemaal niet.
In de zaak van aangever [betrokkene 2] heeft verdachte op 28 augustus 2010 tijdens een telefoongesprek met aangever in strijd met de waarheid (verdachte had immers het verkochte goed helemaal niet voorhanden) gezegd dat hij de laptop nog wel in zijn bezit had en dat aangever die kon kopen. Tijdens latere contacten met aangever heeft verdachte vervolgens gezegd dat de laptop nog bij de curator lag. Het hof wijst hierbij er nogmaals op dat dit niet geloofwaardig is, nu verdachte niet eens de gegevens van die curator kan geven.
In de zaken van aangevers [betrokkene 5] en [betrokkene 6] heeft verdachte zich bij het sluiten van de overeenkomsten bediend van een valse naam ( [A] ). Naar eigen zeggen deed hij dit omdat zijn eigen naam "besmet" was op internet en het gebruik maken van zijn eigen naam aan het handelen in de weg stond. Het hof acht dit een ongeloofwaardige verklaring, nog afgezien van het feit dat die verklaring er niet aan in de weg staat om deze handelswijze als verdichtsel te betitelen. Hij heeft immers zijn ware identiteit willen verhullen en de kopers in de waan gebracht en gelaten dat zij met [A] handelden.
Het hof is op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat verdachte zich in alle hier aan de orde zijnde zaken schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
Dat verdachte de koopprijs aan aangevers [betrokkene 4] en [betrokkene 3] heeft terugbetaald doet hier niet aan af. De oplichting had immers al plaats gevonden. Overigens heeft verdachte de koopprijs eerst terug betaald nadat [betrokkene 4] en [betrokkene 3] aangifte tegen verdachte hadden gedaan."
2.3.
Het middel klaagt onder meer over de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels [betrokkene 4] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring in dit verband niet meer vastgesteld dan dat [betrokkene 4] naar aanleiding van een door de verdachte op de internetsite Marktplaats.nl geplaatste advertentie waarin de verdachte een laptop aanbood telefonisch contact heeft opgenomen met de verdachte en heeft afgesproken dat zij 299 euro zou overmaken waarna de verdachte de laptop zou opsturen, hetgeen de verdachte niet heeft gedaan. Gelet hierop en in aanmerking genomen hetgeen de Hoge Raad in zijn arresten van 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889, rov. 2.3.2 en ECLI:NL:HR:2016:2892, rov. 2.3.2 heeft overwogen, is het oordeel van het Hof dat de verdachte [betrokkene 4] door een samenweefsel van verdichtsels heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag niet zonder meer begrijpelijk. Het middel slaagt in zoverre.
2.4.
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
2.5.
De Hoge Raad zal om redenen van doelmatigheid de verdachte alsnog vrijspreken van - kort gezegd - de tenlastegelegde oplichting van [betrokkene 4] . Voor terugwijzing of verwijzing van de zaak voor een nieuwe behandeling bestaat onvoldoende grond, aangezien door deze vrijspraak de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast.

3.Beoordeling van het vierde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes maanden.

4.Beoordeling van de overige middelen

De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft:
- de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- de bewezenverklaring van het onder parketnummer 06-068289-11 tenlastegelegde voor zover inhoudende dat de verdachte met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels " [betrokkene 4] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 315 euro)";
spreekt de verdachte vrij van bovengenoemd onderdeel van het onder parketnummer 06-068289-11 tenlastegelegde;
vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze vijf maanden en één week beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink en M.J. Borgers in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 januari 2017.