ECLI:NL:HR:2017:200

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
16/05742
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag loonbelastingen en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 12 april 2016, nr. AWB 15/538. De Rechtbank had eerder een naheffingsaanslag in de loonbelastingen en een boetebeschikking opgelegd aan belanghebbende over de jaren 2010 tot en met 2013. Het beroep in cassatie werd ingediend op 29 november 2016, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn eindigde op 24 mei 2016, en de griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 5 december 2016 de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de termijn was overschreden. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 26 december 2016 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om het verzuim te rechtvaardigen. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10 februari 2017
Nr. 16/05742
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 12 april 2016, nr. AWB 15/538, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende een aan belanghebbende over de jaren 2010 tot en met 2013 opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelastingen/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op de uitspraak van de Rechtbank gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 12 april 2016.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 29 november 2016 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 24 mei 2016.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 5 december 2016 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 26 december 2016 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2017.