Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Nederlandvan 1 november 2016, nr. LEE 16/2827 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 16 augustus 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak van 1 november 2016, nr. LEE 16/2827 V, die op zijn beurt weer betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 16 augustus 2016. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de partij zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast zijn de klachten volgens de Hoge Raad klaarblijkelijk niet tot cassatie in staat. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op de zitting.