Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
7 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de schriftelijke volmacht tot het instellen van hoger beroep niet was ondertekend door de raadsman, maar door een secretaresse van het advocatenkantoor. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Hoge Raad volgt de conclusie van de Advocaat-Generaal, die heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad benadrukt dat verzuim in de volmacht gedekt moet worden gehouden door een verklaring van de verdachte tijdens de behandeling in hoger beroep. De uitspraak van de Hoge Raad leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak en de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.