ECLI:NL:HR:2017:1605

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
15/03420
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verpakkingenbelasting en gelijkheidsbeginsel in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 augustus 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verpakkingenbelasting. De Staatssecretaris van Financiën had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 12 juni 2015 had geoordeeld dat er geen verpakkingenbelasting geheven mocht worden op kokers en worsten die met kit zijn gevuld, op grond van het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet in stand kon blijven, omdat het middel dat zich richtte tegen dit oordeel slaagde. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die eerder had geoordeeld over de naheffingsaanslag in de verpakkingenbelasting voor het tijdvak 2008. De Hoge Raad oordeelde dat de uitzondering in artikel 80, letter a, onder 4o van de Wet belastingen op milieugrondslag niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, en dat de delegatiebepaling niet in strijd was met enige beginselen van bindende verdragen. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11 augustus 2017
nr. 15/03420
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s‑Hertogenboschvan 12 juni 2015, nr. 13/00768, op het hoger beroep van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 11/1753) betreffende een aan belanghebbende over het tijdvak 2008 opgelegde naheffingsaanslag in de verpakkingenbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 15 november 2016 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2016:1177).
De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
Middel I, dat zich richt tegen het oordeel van het Hof dat van de met kit gevulde kokers en worsten op grond van het gelijkheidsbeginsel geen verpakkingenbelasting mag worden geheven, slaagt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 15/03419 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
2.2.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Middel II behoeft geen behandeling. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
2.3.
De uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd op de gronden die zijn vermeld in het hiervoor in 2.1 bedoelde arrest van de Hoge Raad.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. van Loon, L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2017.