ECLI:NL:HR:2017:159

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 februari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
16/04433
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheidsverweer in faillissementsrecht bij partijwissel door fusie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [verzoeker] tegen de Coöperatieve Rabobank U.A. De zaak betreft een ontvankelijkheidsverweer in het faillissementsrecht, specifiek in het kader van een partijwissel door fusie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Limburg en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waaruit blijkt dat de rechtsopvolging door de Rabobank in deze context relevant is. De advocaat van [verzoeker], mr. J.H. van Gelderen, heeft het cassatierekest ingediend, terwijl de Rabobank, vertegenwoordigd door mr. T.T. van Zanten en mr. I.M.A. Lintel, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal, L.A.D. Keus, was eveneens gericht op verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van [verzoeker].

Uitspraak

3 februari 2017
Eerste Kamer
16/04433
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H. van Gelderen,
t e g e n
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., rechtsopvolgster van Coöperatieve Rabobank Weerterland en Cranendonck U.A.,
thans gevestigd te Amsterdam, voorheen gevestigd te Weert,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. T.T. van Zanten.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en Rabobank.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak C/03/214903/FT RK 15/1838 van de rechtbank Limburg van 31 mei 2016 en 7 juni 2016;
b. het arrest in de zaak 200.192.690/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 augustus 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Rabobank heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Rabobank mede door mr. I.M.A. Lintel.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. [verzoeker] op
3 februari 2017.