ECLI:NL:HR:2017:1352

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
16/04112
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en schade door verstopping standleiding door oneigenlijk gebruik van afvoer door huurders

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Stichting Woonplus Schiedam. De zaak betreft huurrecht en de schade die is ontstaan door verstopping van de standleiding, veroorzaakt door oneigenlijk gebruik van de afvoer door andere huurders. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, waar het geding in feitelijke instanties heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard, en oordeelt dat deze niet leiden tot cassatie. Dit oordeel is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

14 juli 2017
Eerste Kamer
16/04112
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
STICHTING WOONPLUS SCHIEDAM,
gevestigd te Schiedam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.D. Boesveld.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Woonplus.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 1386684 CV EXPL 12-49767 van de rechtbank Rotterdam van 9 augustus 2013;
b. de arresten in de zaak 200.136.993/01 van het gerechtshof Den Haag van 24 december 2013 en 15 maart 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 15 maart 2016 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de herstelexploten zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Woonplus heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Woonplus toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 16 juni 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Woonplus begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
14 juli 2017.