In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen Stichting Woonplus Schiedam. De zaak betreft huurrecht en de schade die is ontstaan door verstopping van de standleiding, veroorzaakt door oneigenlijk gebruik van de afvoer door andere huurders. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, waar het geding in feitelijke instanties heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard, en oordeelt dat deze niet leiden tot cassatie. Dit oordeel is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.