Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 30 juni 2016, nr. 14/00948, betreffende een ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2009 gegeven informatiebeschikking.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 juni 2016. Het betreft een informatiebeschikking die aan de belanghebbende was gegeven voor het jaar 2009. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, heeft klaarblijkelijk onvoldoende belang bij het cassatieberoep, en de klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Daarom heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2017.